skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Sociëteit Tot Nut en Vermaak 225 jaar jong

Op 5 augustus 1788, 225 jaar geleden, vond in het huis De Pelikaan aan de Brugstraat 1 in Grave de ondertekening plaats van de statuten van een nieuwe sociëteit, bedoeld als een gezelschap van betalende leden die uit waren op fatsoenlijk vertier en burgerlijke gezelligheid.

Een door de leden ingehuurde kastelein zorgde voor voldoende voorraad aan drank, tabak en voedsel en het gezelschap had zich geabonneerd op een aantal kranten; alles was dus in gereedheid voor beschaafd vermaak, terwijl voordelige en dus nuttige handelstransacties onder dat vermaak ook alleszins welkom waren.

Aanjagers en oprichters van Tot Nut en Vermaak waren de Graafse zilversmid Jan Alexander Krieger en diens compaan Herman Jan Giebe. Zij zijn het ongetwijfeld geweest die het cachet of logo van de sociëteit hebben ontworpen: een oranjeappel en een lauwertak, herinnering aan de troebele tijden van kort daarvoor toen patriotten en prinsgezinden elkaar overal in Nederland en ook in Grave het leven zuur hadden gemaakt, maar nu een symbool van eensgezindheid onder het stadhouderlijk gezag van Willem V.

Dat leek het althans, want in werkelijkheid herbergde de nieuwe sociëteit alles wat in Grave tegen het stadhouderlijk regime was geweest en nu de wonden likte in afwachting van betere tijden.

Toen de Fransen de vesting Grave veroverden, eind december 1794, wierp de sociëteit meteen haar vermomming af. Haar leden bekenden zich enthousiast tot de revolutionaire vrijheden die in Frankrijk al vaste voet aan de grond hadden gekregen en nu door de Franse legers naar elders werden geëxporteerd.

Het stadsbestuur, voor zo ver niet gevlucht, werd de wacht aangezegd: er heersten andere tijden en de sociëteit wenste daarin een vooraanstaande en vooral politieke rol te spelen. Nut en vermaak moesten wijken voor actieve bemoeienis met de zaken van stad en land. Krieger was hier haantje de voorste, maar dat werd hem niet in dank afgenomen. Hij had in 1791 een aanstelling als stadsdrukker gekregen waarbij hij zich had uitgeput in strijkages jegens het nu door hem verguisde stadsbestuur. Hij drukte almanakken (wij zouden nu van agenda’s spreken) met oranje lintjes, bond allerlei stedelijk archiefmateriaal met diezelfde lintjes in en in zijn hoedanigheid van zilversmid maakte hij medailles met de kop van Willem V, bedoeld voor de aanhangers van het Oranjehuis.

Zijn politieke tegenstanders van na de komst van de Fransen maakten er goede sier mee: zij verweten hem een politieke windvaan te zijn die met elk briesje in zijn voordeel meewaaide. Dat hij inmiddels volksvertegenwoordiger was in Den Haag en dus een man van gezag bracht hen niet van de wijs: hij was volgens hen de brutaalste spreeker in de geheele vergadering, hebbende het uitkijk van Jantjen van Leyden, de gesten van een viswijf, en de stem van een Turfsjouwer – de agting van alle braven in het repraesententschap onwaardig.

Krieger verdedigde zich met verve in een pamflet van een pagina, maar gaf wel toe dat het logo van de sociëteit iets te subtiel was geweest: niemand had destijds de diepere betekenis begrepen. Maar daarom niet getreurd; eenmaal naar buiten getreden, roerde de nu revolutionaire en ‘Vaderlandse’ sociëteit in Grave met overtuiging de patriotse en republikeinse trom.

Het stadsbestuur, omgevormd tot een gezelschap naar de smaak van de heren, haastte zich elke brief te behandelen en elke commissie uit de sociëteit meteen te ontvangen. ‘Tot Nut en Vermaak’ maakte nu plaats voor een heel andere leuze: ‘Wij smaken de vrijheid en wachten de blijheid’. Rijmelarij eigenlijk, maar dat maakte het enthousiasme niet minder. Zelfs de mogelijkheid om vrouwen in politieke ambten te benoemen, werd serieus aan de orde gesteld. Een hoogtepunt in alle opzichten was de plechtige maar vooral feestelijke Graafse viering van de aanname van de Staatsregeling of constitutie, de eerste Nederlandse grondwet, in 1798.

Leden van de sociëteit, intussen omgedoopt tot een ‘Constitutioneel Gezelschap’, namen de voornaamste plaatsen in in de feestelijke optocht waarbij de vrijheidsboom naar de Markt werd gebracht; ze zongen het hardst mee met de ‘Bataafse zang’ die daar werd uitgevoerd; de schrans- en danspartijen naderhand vonden als vanzelfsprekend plaats in het sociëteitsgebouw.

En toch was deze buitengewone aangelegenheid het begin van het einde. De politieke woelingen die tot de ondergang zouden leiden van de Bataafse Republiek, draagster van het oorspronkelijk revolutionair elan; de aanstelling van Lodewijk Napoleon tot koning van Holland; de plaatsing van het Koninkrijk Holland onder direct bestuur van Parijs, dat alles ging de macht en de invloed van de sociëteit zelfs op Graafs niveau ver te boven.

Krieger stelde zich ermee tevreden dat hij in zijn diverse ambten werd bevestigd; hij eindigde zijn leven als een geëerbiedigde dijkgraaf en vrederechter in het Koninkrijk der Nederlanden.

De sociëteit van haar kant keerde terug tot bescheidenheid. In januari 1812 vroegen haar leden bij monde van secretaris Adriaan van Dieren het stadsbestuur beleefd om toestemming om als vanouds te mogen opereren onder de zinspreuk Tot Nut en Vermaak met geen ander doel dan werkelijk alleen maar elkaar tot nut te zijn en daarbij toe te geven aan gepast vermaak. En zo is het gebleven tot op de dag van vandaag.

Reacties (3)

Ad. Moleschot zei op 29 juli 2018 om 01:33
Kan het zo zijn dat de broeders van liefde ui Nijmegen .er onderdak hadden in de oorlog 1940/45
Hilde Jansma
Hilde Jansma bhic zei op 31 juli 2018 om 11:06
Ik heb voor je gezocht maar heb daar geen bewijs van kunnen vinden. Op de website van de sociëteit stond alleen vermeld dat evacués uit de kuststreek er onderdak hebben gevonden: https://www.societeitgrave.nl/societeit/historie-algemeen/. Voor meer zekerheid of de broeders van liefde hier toch ook naartoe zijn gegaan tijdens de oorlog, raad ik je aan contact te zoeken met de sociëteit (https://www.societeitgrave.nl/societeit/contactformulier-algemeen/) of met de broeders zelf (http://broedersvanliefde.com/contact.htm)
Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman bhic zei op 31 juli 2018 om 14:30
@Ad: Via de schrijfster van dit verhaal hebben wij van dhr. Jan Timmermans gehoord dat het inderdaad zo is dat de Broeders van Liefde van het internaat Jonkerbosch van augustus 1943 tot mei 1946 in de Societeit hebben gezeten. Jan heeft er zelfs nog foto's van.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.