Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Onder de echte orgelliefhebbers (en dat zijn er nogal wat in Nederland) staat de naam Smits gelijk aan technische kwaliteit, fantasierijke registers en een karakteristieke donkere, maar toch heldere klankkleur.
Veel kerkorgels in Noordoostelijk Noord-Brabant zijn tussen 1818 en 1925 door de familie Smits uit Reek gebouwd, verbouwd of tenminste onderhouden. Drie generaties Smits hebben in deze periode het orgelmakersbedrijf uitgeoefend. En de Smitsen waren niet zomaar orgelbouwers.
Ze waren echte orgelmákers en nemen als zodanig een bijzondere plaats in in de geschiedenis van de Nederlandse orgelbouw. Zij beseften wat de bijzondere waarde was van de Nederlandse monumentale orgels vanaf ca.1500. En zij hebben zich daar bij het bouwen van hun eigen instrumenten door laten inspireren. De ongeveer 100 Smits-orgels die er gebouwd zijn, vooral in Zuid-Nederland, behoren dan ook tot de topstukken van de negentiende-eeuwse orgelbouw.
Die kwaliteit komt vooral op het conto van Franciscus Cornelius Smits (1800-1876). Na het overlijden van zijn oudere broer Nicolaas in 1831 begon Frans orgels te bouwen. Met behulp van de leerboeken van Dom Bedos en Van Heurn hadden zij zichzelf dat vak geleerd. Pas na het overlijden van Nicolaas begon de orgelmakerij echt te bloeien en kreeg Frans Smits grote opdrachten, zoals orgels voor de Petruskerk in Boxtel (1842), de Sint Pieter in Den Bosch (1843), Grave (1846), Schijndel (1852), Aarle Rixtel (1854), en zo voort.
Karakteristiek voor de oudere Smits-orgels zijn de ongebruikelijke constructie, de opvallend afwisselende architektuur van de orgelkast en de eigenwijze dispositie (registeropbouw van het orgel). Er komen fantasierijke registers op voor, zoals de 'Serpent' en 'Ophicleïde' op het orgel van Oirschot of het tongwerk 'Harmonica', dat onder andere op het orgel in Rosmalen te vinden is op het ondermanuaal. De samenstelling van deze disposities is bij de eerste generatie Smits met name afgeleid van de oudere 18e-eeuwse orgels uit Brabant, zoals gezegd met eigenzinnige toevoegingen.
Frans Smits’ zijn orgels waren niet alleen orgineel van opzet, ze zijn ook van grote kwaliteit. Smits gebruikte het liefst alleen de beste materialen. De houten delen waren meestal van eiken- of grenenhout, de metalen pijpen van een tin-lood-legering met een vrij hoog loodpercentage. De klank van zijn orgels is tamelijk rond en ingetogen, de klankkleur donker van aard. Zijn prestanten (dat zijn de pijpen die het karakter van het orgel bepalen) worden door kenners de mooiste van West-Europa genoemd...
De familie Smits hield de ambachtelijke tradities van vóór 1800 (met name Brabants/Franse en Zuidduits-Oostenrijkse tradities) hoog en deed weinig concessies aan de fabrieksmatige werkwijze die na 1870 ook in de orgelbouw steeds verder oprukte. Overigens leidde dat, het niet volgen van de technische ontwikkelingen, uiteindelijk tot de ondergang van de firma na 1900.
Het eerste grote kerkorgel dat Frans en Nicolaas bouwden, was het orgel van de kerk in Reek. Dat was in 1829. En eigenlijk fungeerde de kerk daarna bijna een eeuw lang als laboratorium en etalage voor de familie Smits. Frans en zijn opvolgers W. J. Smits (1844-1929) en F.C.J. Smits (1878-1928) (respectievelijk zijn zoon en kleinzoon) bouwden het Reekse orgel telkens weer uit met de nieuwste technieken en stijlen. Het was hun demonstratieorgel, waarmee ze potentiële klanten konden laten zien waartoe ze in staat waren. De ambities van pastoor Smits (geen familie!), die een nieuwe kerk wilde, betekende het einde van dit “oer”orgel.
In feite hadden de Smitsen in 1845 dit orgel aan de kerk geschonken. Maar daar had pastoor Smits in 1925 weinig boodschap meer aan. Hij wilde een nieuwe kerk en wel heel snel. De ruimte voor een orgel in de nieuwe kerk was beperkt. Verplaatsing van het oude orgel naar de nieuwe kerk zou een omvangrijke verbouwing vereisen, die volgens de familie Smits zeker twee jaar in beslag zou nemen.
De pastoor liet zich vervolgens door allerlei mensen adviseren, waarbij als rode draad telkens weer naar voren kwam: het oude orgel was een mechanisch orgel, en mechanisch was ouderwets. Ombouwen zou weggegooid geld zijn. Pneumatisch moest het worden. Van een echt gesprek tussen pastoor en kerkbestuur en de orgelbouwer is het niet meer gekomen. Het kerkbestuur huurde een andere orgelbouwer in om het oude orgel te demonteren, daarvan nog wat pijpwerk te gebruiken voor een nieuw, pneumatisch orgel in de nieuwe kerk. De rest kon worden weggegooid.
Veelzeggend voor de verhoudingen is het verhaal dat de pastoor bij de afbraak van de oude kerk in 1926 de orgelkast in de pastorietuin verbrand zou hebben, terwijl de wind in de richting van het huis van de Smitsen stond. Het was duidelijk: pastoor en orgelbouwersfamilie konden het niet zo goed met elkaar vinden. Overigens vond de familie Smits burgemeester Wientjens aan haar zijde in het verzet tegen de nieuwbouwplannen van pastoor Smits.
De maatschappelijke positie van de familie Smits zal zeker een rol gespeeld hebben in de relatie met de pastoor. Bij zijn komst in 1923 constateerde de pastoor dat in het dorp een “liberale heerschersfamilie Smits” de dienst uitmaakte, en hij was er de man niet naar om dat te accepteren.
De derde generatie Smits voerde na 1925 enkel nog wat stemwerk en onderhoud uit. Volgens getuigen blonk deze generatie niet uit in werklust. Dat hoefde ook niet, want de ongetrouwde erfgenamen zaten goed bij kas.
Het archief van de orgelbouwersfamilie is inmiddels ondergebracht bij de Universiteit Utrecht (in het zogenaamde Utrechts orgelarchief). Sinds 1983 staat er voor het orgelbouwershuis een beeldje “Orgelbouwers Smits” van beeldhouwer Rene van Seumeren.
Reek is zijn beroemde orgelbouwers niet vergeten!