Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Even een stap terug in de tijd, naar begin 1942. Janus van der Donk, tuinder uit Den Dungen, krijgt via zijn werk het verzoek een Joodse man onderdak te geven. Zo komt Moos de Winter uit Den Bosch bij de familie Van der Donk terecht. Dat is al snel geen groot geheim in het dorp, binnen de kortste keren kent iedereen ‘de Jood van Van der Donk’. Een jaar later volgt ook vriendin Anneke en eenmaal samen gaat het stel op zoek naar een nieuw onderduikadres. Als Moos hoort dat zijn broer Philip en diens vrouw Sientje op zoek zijn naar een veilige plek voor hun zoontje Herman, weet Moos wel raad: de familie Van der Donk heeft hem ook al die tijd een goed heenkomen gegeven.
Na de avondklok
Twee volwassen kinderen van Janus, Mies en Miet, reizen op 18 mei 1943 af naar Amsterdam om het anderhalf jaar oude manneke op te halen. Zonder papieren gaan ze met de trein. Dat is sowieso een risicovolle onderneming, en het gevaar wordt enkel groter als de trein op de terugweg pas na 21 uur arriveert – ruim een uur na de avondklok. Mies gaat op zoek naar een vergunning om toch de reis naar huis voort te mogen zetten, tewijl Miet, in gezelschap van de jonge Herman, wordt aangesproken door een soldaat. Thuis zit de familie Van der Donk in steeds grotere angst omdat hun kinderen zo ver na achten nog steeds niet thuis zijn.
Gelukkig: de soldaat stelt geen lastige vragen, Mies krijgt de vergunning en in Den Dungen kunnen ze het gezelschap in de armen sluiten. Het gezin probeert het dagelijks leven op te pikken, met daarin een vanzelfsprekende plek voor Herman. Janus reist kort daarop naar Amsterdam om de ouders van Herman te laten weten dat hun zoontje veilig is aangekomen. Philip en Sientje hebben zich dan al moeten verzamelen in de Hollandse Schouwburg maar de boodschap zou volgens de overlevering wel zijn overgekomen.
‘Joodje van Van der Donk’
Aanvankelijk wordt kleine Herman eerst nog veel op zolder gehouden maar al snel loopt hij gewoon rond in het huis en gaat daarna ook mee boodschappen doen. Het ‘Joodje van Van der Donk’ is geen mysterie in Den Dungen. Zijn ouders zitten dan inmiddels geografisch dicht bij hun zoontje maar tegelijkertijd als gevangenen in kamp Vught mijlenver weg. Niet veel later worden ze naar Duitsland getransporteerd, en komen allebei om in een concentratiekamp.
Daarvan heeft Herman geen weet, hij waant zich veilig op zijn nieuwe onderkomen. Totdat vader Janus een dreigbrief krijgt. Met een duidelijke boodschap: als hij geen geldbedrag aflevert, zal de anonieme schrijver het gezin bij de Duitsers aangeven. Snel wordt voor Herman – binnen de familie - een nieuw adres gezocht, en dat lukt. Maar de dreiging dat de Duitsers binnenvallen en een verklaring willen voor dat jongetje dat iedereen in het dorp kende, die dreiging die blijft. Iedere dag dat er niet op de deur wordt gebonkt, is er voor de familie Van der Donk er één. Tot de bevrijding hier een eind aan maakt. Van de schrijver van de dreigbrief is nooit meer iets vernomen.
Andre Schoones reageerde op de foto en wees ons op de publicatie van heemkundevereniging Op de Dunghen, 'Toen kwam de oorlog'. Veel dank voor deze verwijzing, André.
Hanneke Prinsen-Brok reageerde op dit verhaal en stuurde ook deze prachtige foto's in:
Zoon Herman omschrijft: "Mijn vader, mij daarnaast, mijn jongere broer Leon en mijn moeder." Gemaakt in Enschede, jaren zeventig