skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic

Mijn vader de kraker: 'nooit vragen, gewoon helpen' (vervolg)

Vera Mulder
vertelde op 16 mei 2022
bijgewerkt op 10 augustus 2022
In het voorjaar van 1979 belde mijn vader mijn moeder op. ‘We kunnen morgen gaan kraken, zullen we dat doen?’


Het eerste kraakpand in 1979 (foto's: privéarchief Vera Mulder)

Pissebedden

Samen met een groep andere mensen in woningnood kraakten ze een rij huizen in het centrum. Ze vonden ergens een voordeur, een tafel en een stoel, belden de politie en meldden hun kraak. Op dat moment ontstond aan de andere kant van Den Bosch een opmerkelijke vriendschap. De moeder van mijn vader en de moeder van mijn moeder hadden vanaf die tijd dagelijks telefonisch contact met elkaar. De Bossche huisvrouw en de eigenwijze Surinaamse hadden een gemeenschappelijke zorg: ‘Vreselijk hè, die kinderen in dat kraakpand?’ Die kinderen vonden het zelf helemaal niet zo vervelend in dat kraakpand. Ze wilden een huis, en nou ja, er zaten vloeren in dit pand. De meeste kamers waren droog, dus bewoonbaar. Goed, er was één kamer die onder water had gestaan en waar het nu krioelde van de pissebedden. Die deur deden ze gewoon nooit open. De ramen waren door de gemeente dichtgemetseld, die moesten opengebroken. Er was alleen buiten een wc-aansluiting. Ze vonden ergens een losse pot, die een mooi plaatsje kreeg achter het huis. Moest iemand een grote boodschap, dan kreeg diegene een wc-bril, zaklamp, rol papier en een emmer water mee.

Mijn moeder leefde in dat eerste kraakjaar een dubbelleven. ’s Ochtends stond ze op, baadde zich met water uit een jerrycan – er was geen douche – trok haar nette kleren aan en reed in haar degelijke Citroën naar Veghel voor een werkdag achter een bureau. Bij thuiskomst ging de spijkerbroek aan, legde ze een plaat op de speler en kookte ze een maaltijd op een houtkachel, want een aanrecht of gasfornuis was er evenmin. Na het eten kwam de buurman, tbs’er Appie, mijn moeders pannen uitlikken. Zijn eigen vrouw kookte niet. ’s Avonds ging mama met mijn vader demonstreren, leuzen op gebouwen schilderen, of met een groep andere krakers ergens in een pand zitten om weerstand te bieden aan een ontruiming door de ME.

Mijn vader was inmiddels student aan de sociale academie, en hield zich ook overdag bezig met de kraakbeweging. Flyeren, demonsteren, ruiten ingooien of ergens kortsluiting veroorzaken uit protest. Regelmatig waren er vergaderingen over nieuwe acties. In Den Bosch, maar ook groter, landelijk. Ik denk dat het deze periode is geweest die mijn vader voor het leven veranderd heeft. Die solidariteit waar hij altijd zo op hamert, en dat heilige vuur achter de ogen, dat stamt allemaal uit deze tijd, waarin hij letterlijk vocht voor wat hij als goed en rechtvaardig zag. Het zit in de menselijke aard om af en toe de andere kant op te willen kijken, uit zelfbescherming. Wat mijn vader betreft kan dat niet. ‘Er zijn dingen aan de hand, en daar moet je wat aan doen.’

En solidair ben je niet alleen met mensen met wie je het eens bent. We woonden in de jaren negentig op de Kruiskamp, in die tijd een wijk vol immigranten en volkslui. Op een dag stond een van onze louche Somalische buurjongens voor de deur met een hevig bloedend been. Ik denk dat hij gestoken was. Mijn vader schoof een vuilniszak over dat been, zette de jongen in de auto en reed hem naar de eerste hulp. Toen ik later aan mijn vader vroeg wat er gebeurd was, zei hij: ‘Nooit vragen, gewoon helpen.’

Werkschuw tuig

Aan het einde van 1979 moesten mijn ouders uit hun eerste kraakpand. De ochtend van de verhuizing werd mijn moeder wakker van een monsterlijk geluid boven haar hoofd. Het dak van de buren werd eraf gesloopt. Ze rende naar buiten en ging voor het huis staan, zwaaiend met haar armen. ‘Hallo, wij wonen hier nog!’ Zij en mijn vader vertrokken naar een andere straat in het centrum. Daar zouden ze aanvankelijk acht maanden wonen, maar dat werden acht jaren. Het zou het huis worden waarin ze trouwden, het huis waarin mijn oudste broer werd geboren.

De overgang naar hun nieuwe straat verliep niet zo gemoedelijk als hun eerste kraak. De bewoners van de volkswijk waarin ze terechtkwamen, stonden lijnrecht tegenover mijn ouders en hun kraker-bondgenoten die slooppanden kwamen claimen. Je moest immers met je poten van andermans spullen afblijven. Langharig, werkschuw tuig, dat was het. Om het in de buurt leefbaar te houden, moesten mijn ouders en de rest van de krakers aan de slag. Toen de oude bewoners zagen dat ze de huizen niet lieten verloederen, maar juist opknapten, werd de strijdbijl begraven. Er stonden weer plantjes in de vensterbank.

Mijn vader bleef gedurende de jaren tachtig actief in de kraakbeweging, waarmee hij naast de agressieve protesten ook was begonnen aan meer constructief werk. Vergaderingen met de woningbouwvereniging, om de tafel met partijen om afspraken te maken over gas, water, licht, de duur van de kraak, huurvoorwaarden stellen aan beide zijden. Omdat mijn vader een idealistische linkse student was geworden, maar stiekem toch ook een volksjongen was gebleven, kon hij tolken tussen de verschillende betrokken partijen. Tussen krakers en volkslui, of tussen aannemers en bewoners. Mijn ouders gingen ook in gesprek met de gemeente over de herinrichtingsplannen voor hun wijk. Die plannen waren aanvankelijk: alles moet plat. Mijn vader en gelijkgestemden dwongen een bouwkundig buurtonderzoek af, waarmee werd bekeken of de woningen wel echt zo slecht waren dat ze moesten worden gesloopt. Uitkomst: een deel ervan staat nu, vijfendertig jaar later, nog steeds rechtop.


Vera's eerste verjaardag, juni 1991, met de ouders van Mart 

In de tussentijd ontwikkelde mijn vader zich van recalcitrante stenengooier tot betrokken opbouwwerker. Hij ging stage lopen en begon voorlichting te geven bij het JAC, waar hij jaren eerder zelf voor het eerst had gehoord over kraken. Hij studeerde af aan de sociale academie en vond zijn plaats in het sociaal-cultureel werk, werk dat hij tot op de dag van vandaag doet. Hij fungeerde in verschillende wijken van Den Bosch als bemiddelaar tussen de systeemwereld en de echte wereld: tussen gefrustreerde ambtenaren en wanhopige woningzoekers. Ook bleef hij zich met de beweging tot ver in de jaren tachtig inzetten voor betaalbare woningen voor kleine gezinnen en alleenstaanden, en met succes. Mijn vriendinnen woonden tijdens hun studie in de studentenflats waar mijn ouders en de rest van hun kraakwereld stenen voor hebben gegooid.

Grote geld

In 1986 werd mijn moeder zwanger en besloten mijn ouders te trouwen; een grote opluchting voor mijn opa van vaders kant, die het al die jaren verschrikkelijk had gevonden dat mijn ouders zaten te ‘hokken’. Mijn grote broer werd in 1987 geboren. Martinus Mulder de derde. De band tussen papa en zijn eigen vader was sinds mijn vader uit huis was gegaan steeds beter geworden. Vaderschap verbindt, en allicht heeft de vernoeming van mijn broer er ook wat mee te maken gehad. Kort na de geboorte van hun eerste zoon vertrokken mijn ouders naar een nieuwbouwappartement, één straat verderop van hun huidige woning. Daar werd ik in 1989 geboren.

De actieve betrokkenheid van mijn vader bij de kraakbeweging was nu zo’n beetje voorbij, maar zijn opbouwwerk ging door. Eerst fungeerde hij als bemiddelaar tussen krakers en de gemeente, later werd hij aanspreekpunt voor een groter spectrum aan bewoners van ‘moeilijke’ wijken. In 1993 verhuisden we naar de Kruiskamp, waar mijn broertje werd geboren. Pa bleef altijd sociaal werk doen. Jongerenwerk, opbouwwerk, en later werd hij ouderenadviseur. Wat ooit begon met stenen gooien en vechten tegen de Mobiele Eenheid, transformeerde door de jaren heen in een carrière.


Van wilde kraker naar lieve vader: Mart en dochter Vera, midden jaren '90

Als ik nu rondkijk in mijn ouderlijk huis, zie ik overal de sporen van een kraakverleden. In de wc hangen foto’s van mijn ouders’ kraakpanden, op de salontafel ligt nog regelmatig het voormalig krakersblaadje Kleintje Muurkrant. Een van de beste vrienden van mijn vader ken ik vooral als de man die op maandagavond altijd even komt buurten, en dan een kopje thee meedrinkt aan de keukentafel. Maar hun vriendschap begon ooit in het kraakcircuit. Ze kennen elkaar van de kraak van de Papenhulst, ooit een leegstaand ziekenhuis in het centrum van Den Bosch. Tegenwoordig is de ‘Paap’ een gelegaliseerde woongemeenschap, een andere kennis van pa woont daar nog steeds. Die houdt een archief bij en is betrokken bij Kleintje Muurkrant. Ook mijn vader bezoekt de Paap nog wekelijks; in de kelder van het pand repeteren hij en zijn oude kraakvrienden met hun band.

Met andere leden van de beweging heeft mijn vader geen of weinig contact meer. Sommige van de diehards konden zich niet vereenzelvigen met de manier waarop dingen in Nederland zijn geregeld, zij zijn hun geluk in het buitenland gaan zoeken. Anderen zijn, zoals mijn vader, in Den Bosch gebleven. Weer anderen hebben hun krakersidealen laten varen en zijn voor het grote geld gegaan. Zoals pa zegt: ‘We hebben allemaal keuzes gemaakt. De één heeft beslissingen genomen waarmee ik me makkelijker kan verenigen dan met die van anderen, maar zo gaat dat. Het zijn net mensen, die krakers.’

Mijn broers en ik zijn nu ongeveer van dezelfde leeftijd als mijn ouders waren toen ze gingen kraken. Mijn broertje studeert en woont op kamers in Rotterdam, mijn broer en ik wonen op tweehonderd meter van elkaar in het centrum van Den Bosch. Beide in een huurwoning. Onze ouders hebben ons nooit aangemoedigd te gaan kraken, we hebben die aandrang ook nooit gehad. De nood was er gewoonweg niet. Mochten we ooit kiezen voor een krakersbestaan, dan kunnen we uiteraard rekenen op hun steun, maar ze hebben ons nooit hun eigen idealen willen opleggen. Wel merkte ik, toen ik een paar jaar geleden ging samenwonen, dat mijn ouders álles overdreven vonden. Een compleet IKEA-servies? Een splinternieuw bankstel? Was dat nou nodig?

Mijn vader is geen rebel meer. Hij is sociaal werker, vader van drie, een lieve man. Je zou kunnen zeggen dat zijn prioriteiten zijn veranderd. Je zou ook kunnen zeggen dat zijn idealen met hem zijn meegegroeid. Papa kijkt Studio Sport. Joggingbroek, houthakkershemd, wollen sokken. Een man van 57 moet ook niet meer rondrennen in Wrangler-jeans, met een baksteen in de hand. Volgende week, tijdens de troonswisseling, staat hij zand op het terras te strooien. En als dat terras straks helemaal af is, gaat hij de boomhut verder opknappen en inrichten. Er is een ereplek gereserveerd voor de houtkachel uit het eerste kraakpand die nog altijd in de garage staat. Ik zie hem helemaal zitten in zijn hut. Vechter in een huispak, eitje bakkend op het heilige vuur.

Dit artikel is eerder verschenen in Vrij Nederland (27 april 2013).

Klik hier voor deel 1 van dit artikel

Reageren of oud materiaal sturen

Heb jij nog levendige herinneringen aan de protesten en jeugdcultuur van de jaren '60, '70 en '80? Reageer dan hieronder, deel je herinneringen en vul deze pagina aan. Of stuur ons foto's en ander oud materiaal, om op de site te plaatsen. Klik hier voor alle contactmogelijkheden. Of mail direct naar info@bhic.nl

Meer over protest en jongeren in de jaren '60, '70 en '80

Reacties (3)

Jasper frenken zei op 25 juni 2022 om 11:39
Wat een mooi geschreven en beschreven verhaal…
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 27 juni 2022 om 14:35
Dank voor deze reactie Jasper en hier zijn wij het helemaal mee eens! Prachtig persoonlijk verhaal van Vera.
Gertjan van Beijnum zei op 19 juli 2022 om 22:27
Heb net dit verhaal opnieuw zitten lezen. Bij het verschijnen ervan (in 2013) vond ik het al fabeltastisch mooi opgeschreven maar zojuist heb ik het met een brok in mijn keel opnieuw gelezen. Een paar maanden geleden is Mart, de hoofdpersoon van dit verhaal, de vader van Vera, immers best wel plotseling overleden. Wat een enorm gemis. Maar wat een mooi, persoonlijk en indringend portret van Mart "Muziek" Mulder !

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen