Van Molen tot Meule
Als vervolg op het verhaal van mijn oudere broer Martien Geurts ben ik zo’n 40 jaar teruggegaan in het verleden. Daarbij heb ik ook mijn oude schoolagenda’s 1967 tot 1971 nog eens doorgebladerd.
Hierbij mijn verhaal en enkele herinneringen, beslist niet compleet maar het is een greep uit onze belevenissen en avonturen van weleer.
In 1967 zaten we in de derde klas van de MULO bij de broeders in Heesch. Er kwamen een aantal vriendengroepen bij elkaar, waardoor een grote gezellige groep ontstond. Piet, en Martien Ceelen, Johan Vos, Hans Vos, Theo Wingens, Martin Peters, Nel Swinkels en Ine van Erp en ikzelf. Later kwamen hier nog Mieke Melssen en Jeanny Romme, Antoon Ruijs en Harrie Ceelen (onzen Ha die we na een paar potten bier niet meer konden verstaan) bij. We kwamen heel veel bij café “(De Schel) In de Smidse” van Ine, waar we ontzettend veel uren doorgebracht hebben met biljarten, toepen, slappe klets verkopen en vooral bier drinken. Vanuit dit stamcafé gingen we altijd wel ergens naar toe. Vaak een of andere fuif, waar een van ons uitgenodigd was en waar we dan met zijn allen naar toe gingen. Of naar de tienerclub in het jeugdhuis met een fles drank, verborgen in de tas van de dames. Deze werd dan op het damestoilet overgegoten en gemengd in een colaflesje.
In het weekend traden er in de Pas in Heesch altijd allerlei bandjes op zoals de Shoes, Motions, Tea Set, Golden Earrings, Bintangs. Maar er waren ook veel Engels bands te zien. Op 2de Pinksterdag 1968 heeft Pink Floyd, toen nog niet zo bekend, er opgetreden en hebben wij onze ogen uitgekeken naar het instrumentarium en een onwaarschijnlijke “ligtsjoo” met psychedelische muziek. Kijk maar eens op de hoes van Ummagumma; die spullen stonden allemaal in de Pas. Er was volgens mij nog geen honderd man op afgekomen, want niemand had van deze groep gehoord.
Tot eind 1967 verhuurde onze Rien de Molen aan mensen die een fuif wilden geven. Het was een feestgelegenheid die in de regio bij de jongeren steeds meer bekendheid kreeg en waar het steeds drukker werd. Op een keer mocht bij wijze van hoge uitzondering een aantal (naar men zei) “nette” mensen in de Molen blijven slapen. Helaas hadden deze "nette" mensen ’s nachts in het dorp vernielingen aangebracht, waarna de gemeente aan deze fuiven een eind maakte. Er hing toen ’s morgens een heel groot hangslot aan de stalen deur en de politie stond voor de deur.
In 1968 had onze pa de molen aan de gemeente verkocht en daarmee was het voor de Gurtskes voorlopig gedaan met de pret in de molen. De maalderij werd verplaatst naar de Kromstraat en het oude zooitje met het pakhuis werd afgebroken.
Na een tijdje begon de gemeente de Molen te verbouwen om als onderkomen voor de jeugd in Heesch gebruikt te worden. De Heesche Jongerenstichting (HJS) werd opgericht. De Witte Molen kon nu door de Heesche jeugd in gebruik genomen worden. De ingang was nu niet meer via de Molenberg maar aan de voorkant aan de kant van de straat. Zo kwam het dat nu ook de begane grond (de vroegere opslag voor kunstmest) beschikbaar was en die was nu met een trap met de eerste verdieping verbonden. De tweede en derde verdiepingen erboven waren afgesloten. Die werden bewoond door Guus Ideler, die de zaak “beheerde”. Nadat we lid geworden waren van H.J.S. “De Witte Molen” begonnen we het steeds leuker te vinden. Daarom kregen wij steeds meer de gang naar Molen te pakken, hoewel ons stamcafé toch de basis bleef. Eerst biljarten, daarna naar de Molen en meestal gingen we dan ook nog regelmatig naar de Pul of ‘t Kelderke in Uden of naar Soos King in Nistelrode, maar daarna altijd weer terug naar de Molen en dan tenslotte nog eieren bakken bij Ceelen.
In al deze Sozen kwamen we weer in aanraking met de lokale jeugd die we vertelden van de Molen en zo kwam het dan toch dat het bij ons steeds wat drukker werd. Op mijn school, de UTS in Oss, had ik verteld dat we in de Molen ons bier uit een pan of uit een emmer dronken. Dat wilde mijn schoolmaat Henk Schuijers wel eens zien en hij kwam met een paar mensen in het weekend. Gelukkig werd er die avond door onze Jack en zijn maten inderdaad bier uit een pan gedronken en zat de stemming er goed in en hadden we weer nieuwe gezichten aan boord die weer reclame in Oss konden maken.
Antoon van den Hurk haalde het Heesch-Geffense jongerenkoor binnen en daarmee ook een hele groep Geffense jeugd van volleybalclub G’68. Zo kwam er steeds meer klandizie uit de regio. Toch waren er wel avonden bij dat er niets te doen was en dat wij de zaak maar met een paar mensen openhielden.
’s Zondagsmorgens moesten we naar de kerk, maar daar hadden we wat op gevonden. We gaven ons kerkgeld van 10 cent aan de jongere jongens van Ceelen. Onder de mis gingen we dan in de Molen plaatjes draaien en soms zelfs op de Puch naar Soos King, waar de Nistelrodese jeugd hetzelfde deed. We waren dan precies op tijd weer terug om aan de jongens te vragen waar de preek over ging zodat Piet en Martien Ceelen onder het middageten konden meepraten over de mis en waarover gepreekt was, zonder dat Lee en Ciska argwaan kregen.
Ik zie in een agenda dat de Molen net voor deze carnaval gesloten was i.v.m. een verbouwing, die de komende drie weken uitgevoerd zou worden. Ik weet niet meer wat we toen verbouwd hebben, maar misschien is de discotheek naar beneden verplaatst. Ik weet nog wel dat er veel geschilderd moest worden. Op 2de Paasdag 1970 was de feestelijke heropening met een optreden van mijn neef Mario van der Linden uit Nistelrode met zijn band “Paranoid”. Daarna zou ik volgens rooster platen gaan draaien. Volgens mijn agenda was er toen ook nog een “Magic ligtsjoo” van Frank van den Dungen. Dit werd gedaan door gekleurde vloeistof tussen twee glasplaatjes voor de hete lamp van een projector te laten bewegen en dat te projecteren.
Op een dag in de zomervakantie kwamen we in de Molen en er stond een compleet instrumentarium van een Zweedse band. Verder was er niemand te zien. De muzikanten kampeerden op camping “De Witte Molen” in de Bergstraat. We aarzelden geen moment en de riedeltjes van Pink Floyd op orgel en de drumsolo van In a Gadda Da Vida werden driftig geoefend.
Een andere vermeldenswaardig idee was dat van onze kwartjesfeesten. Op 13 november wilden we een feest geven, maar zoals gewoonlijk hadden we weer weinig florijnen te makken. Idee: we beginnen zonder geld in kas en laten voor iedere consumptie (toen 50 cent) een kwartje betalen. Na afloop zouden we het bedrag in kas verdubbelen en was iedereen tevreden. Maar wat bleek: iedereen vond het geweldig om voor F 2,50 of voor F 5,00 een vol blad bier te bestellen. Hierdoor waren er aan het eind van de avond alleen nog maar een paar flessen sinas over. Alles was op en de pret was geweldig. Het organiseren van dit soort feesten is daarna dan ook meteen traditie geworden.
Zoals eerder gezegd kwamen we ook veel in Nistelrode en Uden met als gevolg dat er verkeringen ontstonden. We bleven elkaar met onze aanhang nog steeds in de Molen ontmoeten.
Aan het eind van 1970 kreeg ik verkering met Willemien. In het begin gingen we nog steevast naar de Molen en naar Soos King, maar na verloop van enkele jaren oriënteerde ik me steeds verder richting Nistelrode. Ik ben nog wel tot na de verhuizing naar het Jeugdhuis met veel plezier lid gebleven, maar mijn wilde Meule-tijd zat er toch wel op. Piet Ceelen, Theo Wingens en Antoon Ruijs zijn nog lang met heel veel succes en, volgens mij, veel plezier in de nieuwe Meule doorgegaan en hebben ze die daarna overgedragen aan hun opvolgers.
Juni 1973 stond ik met onze Pa en onze Jack in de Bergstraat naast het huis waar ik geboren ben naar het slopen van onze molen te kijken. Dat werd gedaan met een grote hijskraan met een zware kogel eraan die tegen de muur geslingerd werd. Er werd niet veel gezegd, maar het was duidelijk dat er in Heesch een bouwwerk aan het verdwijnen was dat eigenlijk als een rode draad door ons hele leven gelopen had en wat volgens ons nooit afgebroken had mogen worden.
Henk Geurts