Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Aangelegd: 1766
Buiten werking gesteld: 1911
Het is de enige overlaat die in deze tijd in Nederland is aangelegd en een echt monument van de waterstaatsgeschiedenis. Het oorspronkelijke idee hiervoor dateerde al van 25 jaar eerder.
Na de watersnood van 1741, waarbij onder meer de Alblasserwaard en het Land van Heusden en Altena onderliepen, stelde Martinus van Barnevelt, vrijheer van Noordeloos en Slingeland (Alblasserwaard), heer van Engelen en Vlijmen en oud-burgemeester van Gorinchem, een waterbeheersplan op.
Dat plan hield in dat het Maaswater bij Bokhoven een vrije doortocht kreeg via de Bokhovense Overlaat. Langs de Hoge Maasdijk en de Heidijk stroomde het dan via een overlaat tussen Drunen en Baardwijk naar het Oude Maasje af. Een soort gecontroleerde overstroming dus, naar het idee van de Beerse Maas meer naar het oosten.
Het was een mooi plan, maar er werd vervolgens niets mee gedaan. Er moest blijkbaar eerst nóg een ramp gebeuren, voordat er echt maatregelen genomen werden. In 1757 voltrok zich zo’n ramp in het rivierengebied: niet alleen liep het Land van Maas en Waal onder, maar ook het Maaskwartier als gevolg van een dijkbreuk bij Kessel. Een dijkbreuk bij Hedel zette de Bommelerwaard onder en het water bij Den Bosch steeg tot de ongekende hoogte van 6,88 m. boven AP. Zeventien dorpen in de wijde omgeving kwamen onder water te staan.
Het jaar daarna lag het oude plan voor de Baardwijkse Overlaat uit 1741 weer op tafel. De majoor der genie B. de Roy had het plan aangepast voor een bespreking in de Staten van Holland en op de Gelderse Landdag. Het duurde nog tot 1765 voordat de besprekingen leidden tot een overeenkomst tussen Holland, Gelderland, de Staten-Generaal (als soeverein van Brabant) en de stad ’s-Hertogenbosch om de overlaat aan te leggen.
In het begin van 1766 vond de aanbesteding plaats. De kosten - ƒ 216.175 (dat zou nu bijna 4,5 miljoen gulden of ruim 2 miljoen euro geweest zijn) - werden gedeeld door de deelnemende partijen, waarbij Holland het leeuwendeel betaalde. Dit gewest nam ook het beheer en onderhoud voor zijn rekening.
Voor de aanleg van de overlaat werden enkele tientallen huizen en schuren gesloopt. De Meerdijk of Baardwijkse Zeedijk werd over een lengte van 622 meter verlaagd tot 4,11m +AP. Lager kon niet vanwege de noodzaak tot militaire inundatie van de directe omgeving van Den Bosch bij een vijandelijke aanval.
Om Baardwijk en Drunen te beschermen werden er twee leidijken van 1.600 meter aangelegd. Het van nature aflopende terrein tussen deze leidijken werd geëgaliseerd om uitspoeling te voorkomen en in het najaar van 1766 was de overlaat gereed. Hij zou tot in het begin van de twintigste eeuw functioneren.