Betaald den zelven het jaar vervallen den 12den september 1773 met 20 guldens. Grave, den 22sten october 1775. (getekend) A. van Bocholt q.q.
Betaald den zelven het jaar vervallen den 12den september 1774 met 20 guldens. Grave, den 18den november 1776. (getekend) A. van Bocholt q.q.
Betaald den zelven het jaar vervallen den 12den september 1775 met 20 guldens. Grave, den 9den augusti 1778. (getekend) A. van Bocholt q.q.
Betaald den zelven het jaar vervallen den 12den september 1776 met 20 guldens. Grave, den 6den april 1779. (getekend) A. van Bocholt q.q.
1776, den 24 mert een paer klompen, 0-4-0.
Den 20 april eenen sloof, 0-7-0.
Den 15 meij een broek gekogt, 1-8-0.
Den 19 dito voort lappen van een paer schoene, 0-6-0.
Den 20 dito een el doek, 0-5-8.
Den 6 junius eenen hemtrok, 1-0-8.
Den 11 dito een schootsvel, 1-12-0.
Den 28 augustus een paer schoenen, 0-13-0.
Den 8 december eenen hemtrok gekogt, 1-0-0.
Voort maken, gaaren en knoopen, 0-18-0.
Dito een el doek, 0-7-0.
Dito voor het lappen van schoenen, 0-5-0.
Den 18 dito eenen sant gekogt, 3-5-0.
1777, den 7 februari den sant laten maken, 1-2-0.
Dito ¼ el doek gekogt, 0-2-0.
Den 26 april ½ el doek gekogt, 0-4-0.
Den 12 meij een broek gekogt en late maken, samen, 0-16-0.
Den 8 junius een paer schoene, 1-2-0.
Den 20 dito drie ellen doek gekogt, 1-10-0.
Den 18 augustus een paer koussen, 0-13-0.
Den 27 dito eenen hemtrok gekogt, 1-0-0.
Den 13 october voor een paer schoene, 0-15-0.
Den 24 december voort lappen van de schoene, 0-7-0.
1778, den 20 januarij een broek gekogt en late maken same, 2-12-0.
Den 14 junius een camisool gekogt, 1-8-0.
Den 12 julij 2,5 el doek gekogt en late maken, same 1-2-8.
Den 4 december 2,5 el doek gekogt, 1-5-0.
1779, den 7 januarij een paer klompen, 0-5-0.
Den 13 meij voor doek tot een hemdt, 1-0-0.
Den 26 augustus aen Mie Geurts gegeven om linne te koopen, 2-12-0.
Den 27 dito op den Sant betaelt, 2-8-0.
(subtotaal) 31-14-8.
Rekening van J. Wouters over de coopspenningen van ’t Leen land tot Batenburg voor 1/3 competerende aen sijn swager Gerard van der Borgt, als mede van de coopspenningen van huijs en hof voor de halfscheit mit 24 bijlagen. 21 april 1788.
Alles onder reserve van gedaene eenige merdere betaelinge door rendant als hiervoor ingebragt, die te allen tijde moeten aen hem rendant naer proportie gevalideert worden. Aldus E.C.S. salvo gerekent den 21 april 1788. (getekend) Jan van de Burgt, Hermanus van der Sandt, Johannus van den Winkel, Jan van Dijck, schepen, L. van Duren, landschrijver.
Aen deese voorschreven som moet rendant nogh korte de som van 100 gulden gestaen hebbende tot laste van voorschreven boedel gerestitueert aen D. Bredenbeek volgens quitantie onder de obligatie staende, dus blijfft rendant maer schuldig, 201-10-3.
Deeze bovestaende post is begrepen in de 700 gulden staende op het Leen waar in Gerardus van der Burgt sijn contingent voldaen heeft. Vide folio 2 deezer rekening, zijnde