Archieven

2 Gijsberdina van Suijlekom weduwe van Gijsbert Nicolaas de Werdt, wonend te Maren geeft te kennen, dat zij staande het huwelijk met haar man door het overlijden van hem, moeder Catharina van Herwaarden weduwe Aeldert van Suijlekom weliswaar met de verdere kinderen en erfgenamen, ieder voor kindsdeel in de nalatenschap gerechtigd waren en daar van konden profiteren maar daarentegen gehouden waren schulden ten laste des boedels op hun te nemen. Gezien zij twee kleine onnozele kinderen heeft en in hoogzwangere toestand is, is ze daartoe niet in staat en verzoekt om haar aandeel in de boedel bedragend circa 600 gulden te mogen verkopen, waaronder hooi- of weiland genaamd den Rinenkamp onder Kessel en krijgt hiervoor toestemming.

165 Hierbij deelt Geraert Adriaen Daniels aan de drossard, schepenen etc. mee dat afgelopen tijd door een onnozel voorval het huis van zijn vader is afgebrand en dat hij daar met 7 kinderen is blijven wonen en veel schulden heeft. Omdat zijn vader ook vele *innocente* kinderen had en geen inkomen, was er destijds besloten uit liefde Gods door de tafel van de H. Geest een bedrag te lenen zonder rente, en wel 100 gulden om dat huis op te knappen. Maar de H. Geestmeesters willen wel dat er wordt betaald voor de 10 jaar dat zijn vader is overleden, maar Adriaen als zoon ziet hiertoe geen kans en hij vraagt daarom kwijtschelding van de eerdere rente want bij verkoop van het bezit van zijn innocente broer en zus kan die 100 gulden worden terugbetaald etc. In de marge als apostille geschreven : Gezien het ingediend verzoek en na overleg is er besloten de verzoeker de helft van de verschuldigde rente kwijt te schelden, maar wel de andere helft te betalen en ook het kapitaal dat buiten de deling is gebleven en we geven hierbij vergunning om het bezit te mogen verkopen ten einde te kunnen aflossen. Ondertekend : A. Huijgens.(stemt overeen met het origineel, A. Huijgens 1664)

462 Kantlijn: Het versogte consent tot het verpanden of beleenen van het in desen requeste gemelde leengoed, word hiermede geaccordeert voor behoudend der leen heer in alles en een ijder sijn goed reght hier waeren …Abraham Leur en Engel Willem bijde leenmannen van den hooggraaft huijse Batenburgh actum den 3 september 1755. Joh. Heshusius stadhouder.
Geregistreert op het 3de prothocol der Leenen folio 2 bis. Joh. Heshusius, leengriffier.
Aen den hoogedel gestrengen heere mijn heer Johan Hesshusius stadthouder van leenen aen den leenhoven der stadt en vrijheijt Batenborgh leenroerigh en lantscrijver aldaer.
Verthoonen met schuldige reverentie Antonij Geurts van der Burght, en Helena Gerits van de Sandt, eghte luijdens woonagtigh tot Nederlangel, heerlijckheijt Ravensteijn dat sij tweede suppliante is leendragersse van seker lants, ongeveer groot veertien hondt gelegen tot Nederlangel, d’eene zijde de weduwe en erfgenamen van de heer Antonius van Orsou, d’andere de weduwe Peter Olijmeulen, het een eijnt schietende op s’Jans Steegh, het andere op de gemeene staret, leenroerigh aen den leenhove der stadt, en vrijheijt Batenborgh voornoemt. Dat wijders sij supplianten in twee verscheijde obligatien aen den boedel, en naerlatenschap van juffrouw Geertruijd van Boxtel, tot Ravensteijn overleden, schuldigh sijn een capitael van vijfhondert guldens die aen haer sijn gedenuntieert, tot voldoeninge van welke somma sij supplianten niet in staet sijn, ten ware sij het voornoemde parceel leengoet soude verkoopen, ofte tot laste derselver inval sij lieden de penningen wederom konnen ten interesse becomen, die gemelte vijfhondert guldens te negotieren.

461 Dit zegel specteert tot het inleggende request gepraesenteert door Antonij Geurts van der Burght en Helena Gerits van de Sand echteluijdens ten eijnde om te hebben consent tot het verpanden off beleenen van een leengoed groot verthien mergen, leenroerig aen den hooggraefs huijse Batenborgt omgeslagen den 4 september 1755. Johannes Heshusius landschrijver.