Rond september 1533 heeft de abt van Floreffe aan de keizer, hertog van Brabant, als heffer van het gruitgeld via de meester van Lieshout, onder meer van Matheus Alaerts Aussemssoen te Lieshout, verzocht aan de Raad van Brabant in zijn recht bevestigd te worden. Jan de Louw, wonend te Helmond, had van de juffrouw van Helmond het gruitgeld gepacht en goederen van Matheus in Aarlebeek gegijzeld om hem, wonend als bierverkoper in Lieshout, te laten beloven het gruitgeld te betalen. De Raad handhaaft de abt in zijn recht en veroordeelt Jan de Louw in de proceskosten.
Rond september 1533 heeft de abt van Floreffe aan de keizer, hertog van Brabant, als heffer van het gruitgeld via de meester van Lieshout, onder meer van Matheus Alaerts Aussemssoen te Lieshout, verzocht aan de Raad van Brabant in zijn recht bevestigd te worden. Jan de Louw, wonend te Helmond, had van de juffrouw van Helmond het gruitgeld gepacht en goederen van Matheus in Aarlebeek gegijzeld om hem, wonend als bierverkoper in Lieshout, te laten beloven het gruitgeld te betalen. De Raad handhaaft de abt in zijn recht en veroordeelt Jan de Louw in de proceskosten.