Soms vraag ik me bij het moeizaam 'vlooien' in de DTB's van de 17e eeuw af, hoe eigenlijk de parochies functioneerden in Staats Brabant. Mij valt op dat in bepaalde periodes steeds weer dezelfde doopgetuigen optreden. Zo is gedurende een aantal jaren rond 1670 in Nistelrode ene Magister Petrus Verputten actief als vaste getuige bij een aantal huwelijken, gesloten onder pastoor Jan van den Elsen. Hij duikt in 1655 ook op in Veghel bij het huwelijk van Peter Corsten (Peter Corst Rutten, afkomstig uit Vorstenbosch), en is begraven in Veghel (24-11-1702) als Mgr. Petrus Verputten. Was hij een rondreizende assistent? Was hij monseigneur in de betekenis die wij er nu aan geven?
En wie was Michaƫl Gunster die in Veghel bij vele doopjes optreedt als peetoom? Dat Elizabetha Petri Corsten in Veghel vrij geregeld, al dan niet als plaatsvervangster, peettante was in Veghel, is te verklaren doordat ze soms 'devota', 'soror' of 'quaesula'(begijn) genoemd wordt. Ze woonde bij wijze van spreke deels in de (schuil-)kerk en was dus bij de hand.
Werden doopceremonies en vooral huwelijken in die tijd opgespaard, tot er genoeg waren en tot de pastoor beschikbaar was: nogal eens wordt 'eodem die', dezelfde dag, nog een tweede en een derde huwelijk gesloten, waarbij de echtparen 'mutuis testes' wederzijds getuigen waren.
Werden er eigenlijk bruiloften gevierd?