G.J. van Swanborn geeft in 'De Sirene' van 19 november 1945 een beschrijving van de grafzerk van Jan van Clootwijck, zoals hij die aantrof in de verwoeste kerk van Almkerk.
En citaat hieruit:
"Ik begin met het plaveisel te bestudeeren. Zijn de grafzerken er goed afgekomen? Wat zie ik daar? Onder een stapel kachelschermen, planken en steen komt het woordje „stat"... te voorschijn. „Stat"... ik heb eens gelezen, dat hier een stadhouder begraven zou zijn. Aan 't werk! Na een kwartiertje ben ik zoover, dat ik met gordijnflarden (daaraan ontbreekt het hier niet) aan het schoonmaken kan gaan. Ik vind een naam: „Jan van Clootwijck". En nu herinner ik mij, dat een stadhouder van het Land van Altena zoo heette. Hij leefde vóór den Tachtigjarigen oorlog, dus vierhonderd jaar geleden.
Maar... daar is hijzelf,- of liever: zijn beeltenis! Eerst het hoofd. Het is vrijwel gaaf gebleven. Het haar hangt lang over het voorhoofd. Men spreekt tegenwoordig van een „pagekopje." Ik werk verder. Daar zijn de handen, gevouwen, daar is het zwaard, en tenslotte heb ik de geheele gestalte: het hoofd rustend op een kussen, de voeten steunend tegen een hondje. Een mooie 16e eeuwsche steen, de mooiste m.i. van het geheele Land van Altena. Heeft zeven maanden onder het puin gelegen, ligt nu in den regen, en straks gaat het vriezen... "
Bronnen:
https://kranten.salha.nl/issue/DSS/1945-11-19/edition/null/page/2
Zie ook deel 2 van het artikel in: 'De Sirene' van 26 november 1945
https://kranten.salha.nl/issue/DSS/1945-11-19/edition/null/page/2