De bouw van de nieuwe Lambertuskerk in 1863 aan de andere kant van de Markt leverde een bouwlocatie op de plek van de oude kerk op. Veghel maakte een periode van groei door en het raadhuis met waag van 1782 werd te klein. In 1866 constateerde het gemeentebestuur, dat tijdens de donderdagse marktdagen het zo druk was met publiek, dat het personeel van de gemeentesecretarie ernstig in zijn werkzaamheden werd belemmerd. Een jaar later komt het voorstel in de gemeenteraad om de oude kerk af te breken en op die plek een multifunctioneel gebouw neer te zetten. Behalve raadhuis moet ook het kantongerecht een plaatsje vinden in het nieuwe gebouw, er moet een gevangenis (met cipierswoning) in komen, een boterwaag, een telegraafkantoor en er moet ook nog plaats zijn voor de brandspuiten.
De grote stimulator van het nieuwe gemeentehuis is Jhr. Victor F.A.H. de Kuijper, geboren Veghelaar en burgemeester van 1858 tot 1906. Mede op zijn aandringen doet het gemeentebestuur in 1867 opnieuw een beroep op een Bossche architect, en wel J.M. Nabbe, de gemeentearchitect van ’s-Hertogenbosch. Hij ontwerpt inderdaad het gebouw. Maar daarmee staat het er nog niet, want er zijn nog tal van problemen te overwinnen. Al met al duurt het nog tot 1874 voor de openbare aanbesteding van het bouwproject kan plaatsvinden, al verloopt ook dat ritueel niet rimpelloos. Maar in december kunnen dan toch de funderingen gelegd worden. De bouw zelf verloopt ook niet helemaal gladjes: architect en aannemer kunnen slecht door één deur. De burgemeester moet de architect regelmatig “onderhouden”, lees: op het matje roepen. Maar in november 1876 wordt in ieder geval toch het post- en telegraafkantoor opgeleverd. En niet lang daarna, op 11 februari 1877, volgen het kantongerecht en de gevangenis met cipierswoning.
Door het opblazen van de Aa-brug in mei 1940 loopt het gemeentehuis zware beschadiging op.
De herstelwerkzaamheden in 1941 worden aangegrepen om meteen een grondige verbouwing te realiseren. De versieringen van het oude gebouw verdwijnen. Het torentje op de voorgevel verhuist naar het dak en de voorgevel krijgt een mooi timpaan van architect Uyterwaal. Er komt een grote hal met trappenhuis, waarin drie ramen worden aangebracht. Er kwam geld beschikbaar van de Kultuurkamer om deze ramen van gebrandschilderd glas te voorzien, maar de ontwerpen van een NSB-kunstenaar kwamen niet toe aan uitvoering.
Na de bevrijding in 1944 kreeg Jos ten Horn een nieuwe opdracht om een raam te ontwerpen. Centraal staat de versregel “De vrije staet luikt op [bloeit op], als ’t volk de Wetten eert” uit Vondels lange gedicht Inwydinge van 't stadthuis t'Amsterdam (het huidige Paleis op de Dam). Het citaat komt uit de beschrijving van een schilderij van Ferdinand Bol in de Schepenzaal van het stadhuis. Dat stelt Mozes voor die met de Tien Geboden de berg Sinai afdaalt.
Na de oorlog werd het hele gebouw gebruikt als gemeentehuis. Dat vereiste af en toe wel wat verbouwingen, maar het groeiende gemeentelijk apparaat kon er nog steeds in.
Vanaf de jaren '70 begon het gebouw te klein te worden voor het moderne gemeentebestuur.