Notaris-, schepen- en andere akten

60 Rekest van Wilhelmus Riems vorster en gerechtsbode van de dorpen Heeze en Zesgehuchten in kwartier Peelland zijnde een heerlijkheid met het aangelegen dorp Leende inhoudende dat de suppliant in zijn kwaliteit was genietende voor het waarnemen en bedienen van de dorpszaken van het dorp Heeze een gering jaartraktement van 30 gl. en 5 st. en van Zesgehuchten 14 gl. samen niet meer dan 45 gl. ; voor de zgn. oogst haalde hij jaarlijks ca, 75 gl. op en bij zijn rondgang om paaseieren ca. 12 gl. en hij verzoekt nu om in plaats van die rondgang van oogst en paaseieren hem een jaartraktement te gunnen van 90 gl. voor Heeze en 40 gl. voor Zesgehuchten in navolging van andere vorsters binnen de Meierij ; een kopie wordt doorgestuurd naar de Haagse heren belast met de Meierijse zaken.

25 Rekest van de ‘Broederen der Hermitage of Kluis”gelegen onder Achel [er staat Arkel] in het land van Luik grenzend aan de heerlijkheid Leende of Leenderstrijp in kwartier Peelland inhoudende dat de supplianten een gezelschap formeren van personen die een ongehuwd leven leiden en in een afgezonderde kluis of huizinge aldaar woonden, sedert de aanvang hiervan in 1686 en hun bestaansmiddelen bestonden in boerderij of akkerbouw, een wasblekerij en het houden van kostgangers als ook een Nederduitse kinderschool waartoe ze een aparte meester hadden aangetrokken; dat der supplianten voorzaten tot bevordering van de boerderij en akkerbouw van tijd tot tijd van de heren der heerlijkheid Leende hadden verkregen gedeelten van de heide of steriele grond onder Leende gelegen tegen betaling van een grondcijns om die in cultuur te kunnen brengen; in 1760 hadden ze reeds 5865 roeden heigrond geïncorporeerd en in cultuur gebracht en daarvoor betaald volgens de publicatie van 2 augustus 1760 de 20e penning aan de staat; in 1779 betrof het 7267 roeden zijn 145 lopensen en 17 roeden; voorts hadden ze een boerderij gesticht waar enkele ingezetenen van Leenderstrijp bezwaar tegen hadden aangetekend, maar dat vond men onwettig en ongefundeerd, maar die ingezetenen vonden het strijdig met een plakkaat van 14 oktober 1655 dat men zoveel land mocht incorporeren onder het gebied van de generaliteit; een kopie wordt gestuurd naar de Haagse heren belast met de inhoud van reglementen en plakkaten.

15 Voor de Bossche schepenen Cock en Tulden zijn verschenen meester Jan en Peterken zijn zuster, kinderen van wijlen Lambert Anthonissen van der Aa verwekt bij Maryken , gemachtigd door Adriaen Anthonissen van der Aa zich fort en sterk makende voor genoemde Adriaen tot het funderen van twee buerssen int seminarium des bisdoms deser stadt tegen 105 gl. te betalen op het hoogfeest van Sint Jacob apostel en te vergelden door tGemeijn Corpus der vryheyt van Oirschot. Hier worden genoemd: Goyaert Peeter van der Hoeven schepen, Nyclaes Adriaenss. van Nistelroij geswoiren ende Jan Herberts van Wintelroij raadsman, een octrooi van de Hertog van Brabant verwijzend naar een brief van 28 juli 1614.
Voorts worden genoemd Lambert Anthonissen van der Molen, een huis grond hof boomgaard akkerland en dries 2 lopensen te Leende, nog diverse stukken land aldaar o.a. de Brekeleijck, den Vollekendonck [Vellekendonck ?].
Idem huis erf schuur hof boomgaard dries- en heijlant te Mierlo met als belendingen Aert Willems, een hooiland in Vairschut, Doijenbroeck, Gielis Adriaenss. van Hese, Lambertken Peeters dochter van der Lijnden. Mr. Jan Lambert van der Aa. brief dd. 30 juli 1618.
Idem de helft van een huis hof en erf te ’s-Hertogenbosch opt Orteneynde met als belendingen Willen van Berse, Egbert genoemd Corner, Christiaen Stevens Henricxss. van Bucstel, Peeter Keelbreker zoon van Henric Keelbreker uit huis etc. in de Ortenstraet over de Steensche Brugge naast Antonet van Oetern (?), Dierick zoon van Albert Jan Hermans, idem huis etc. in de ….straet, naast Jacob Harden [dubieus], erfgenamen van Alart geheten ….., Philips de Leeuw zoon van Dierix de Leeuw, Ghysbert Tolinck zoon van Jan Tolinck, een huis in de stad in de Straet van ’t midden van de Vuchterstraet naer de Vischmerckt met als belendingen Jan van Achel, een straetken aldaer.
Idem een huis etc. opten den Ouden Huls naast Lambert van Bersch Hendriks zoon, Willem Mathyssen van Weert [Wart?];

14 In dit document worden een aantal brieven beschreven berustende onder Joffrouwe Jacomijn van den Broeck waarvan de administratie werd gevoerd door Laureijns van Lommel. Steeds wordt een onderpand genoemd met degene die een bedrag verschuldigd was. De huis- en persoonsnamen zijn hieronder opgenomen en de geldbedragen kan men in het originele stuk raadplegen. Aan het Ortheneind in de stad noemt men een huisje tegenover de Sint Peterskerk, Jan Reijnders Raijmakers, een huisje achter de Sint Peterskerk, de dochter van Mester Jan Laurentius nu weduwe van Mester Jan Mannarts, nog een huisje bij de Sint Peterskerk, Jan Diericssen, de Postelstraet, huis en achterhuis genoemd Nieuw Herlaer, de weduwe Jans van den Borch, de Weversplaets, Mester Henrick Molengraeffs, aan Loeffsbrugske, een huis aldaar, Mester Robbert Poel [dubieus], Den Dungen, een kamp land int Wout, Willem Jan Lamberts wonende te Middelroij, Enschot, Ariaen Aert Wouters, Leende, Peeter Willekens, Henrick en Jacop kinderen van Wouter Berchmans. Mierlo, Peeter Willekens, Bergeijk op den Weebosch, Vught, de weduwe en kinderen van Jacop van Cessel, Jacquemijn van den Broek, Eerssel, Peter Adriaen Dielen, achter Mandemakers, de genoemde betaaldagen zijn achtereenvolgens: Sint Jans Baptist, Bamis, Sint Jans Baptisten gebo[o]rtendach, Lichtmisse, den ersten september, op Onser Lieven Vrouwen gebo[o]rtendaghen, op Nieuwjaersdaghen, Sint Jans Baptistendaghen, Sint Jans, op Sint Pauwels beckeringedagh [lees: bekering].