Notaris-, schepen- en andere akten

481 Idem tuigen schepenen dat voorschreven Henrick Rijssens erfgenamen hebben bekent ontvangen te hebben vam Jan Leijen 46 gulden Brabants ter cause van lossinge van gelijke anderhalve malder tjaars uit de voorschreven brief.

480 Jacop Haenen en Luenis Verhorst schepenen tuigen dat Derick Rijssens, Roeloff en Wemmer Rijssens, item Merten van den Velde als man en momboir van Jutken Rijssens en Roeloff van Dael als gemachtigde van Arnt Lijssens hebben bekend met desen ontvangen te hebben van Derick Peters 46 gulden Brabants ter cause van anderhalve malder rogge tjaars, twelk voors. Derick Peters tot desen dagen toe gegolden heeft uit brief van 6 malder rogge tjaars uit seker onderpant op Seelant, twelck toebehorend plach Arnt Gerits van Haselberchs erfgenamen, daaraf de principale brief verleijt oft verloren mach sijn. Ende oft gebeurde dat de brief gevonden wordde ende daarmede maenden oft molesteerden de erfgenamen voorschreven, en daarbij enige schade of hinder lijden, alsulcke schade en hinder sullen de voors Derick Peters of zijn erfgenamen mogen verhalen aan een huis gelegen achter het weeshuis met een zijde neffens Mr Jan Wiers en de andere zijde de alden rentmeesters erfgenamen huisinge, achter aan erve Hans Francken erfgenamen en voor aan de straat.

32 Margrita vrouw van Dirck Loijens en Johan Rosse, gereformeerd met Maria zijn vrouw, wonen in hetzelfde huis te Schijndel. Deze personen geven een verklaring ter instantie van de weledelgestrenge heer Balthasar Repelaar, hoofdschout van het kwartier Peelland. Ze verklaren dat op de eerste deze maand, in de avond tussen 10 en 11 uur in hun huis is gekomen de heer Daniel van Gemert, rooms pastoor en zijn kapelaan A. Gijselen. Meteen bij het binnenkomen vroeg pastoor van Gemert in het Latijn aan Margrita:“ waarom comt gij U bij mij niet bigten”. Dat Dirck Loijens Margrita in het Duijts heeft horen zeggen tegen de pastoor: “ick sal noijt bij U comen bigten, want ick bigt bij Godt mijne heeren”. De pastoor nam daarop zijn stok en sloeg daarmee op het hoofd van Dirck Loijen. Toen Dirck weer bij zijn positieven kwam vroeg hij aan de pastoor: “waarom slaet gij mij, dat leg ick in kennis”. De pastoor en kapelaan waren hiermee niet tevreden en bleven alsmaar ‘kijvende’. Dat kapelaan Gijselen tegen Maria de vrouw van Johan Rossen uitbarstte: Gij segt een beest en waardt een weest, dat men U hondert stockslagen gaff”. Dit herhaalde de kapelaan zelfs diverse malen. Maria begreep niet dat dit was omdat ze met een gereformeerde persoon is getrouwd.

10 Francois de Meelen wonend te 's-Bosch en gemachtigde van Charles Florent van Joseph Grave van Maldeghem etc. volgens akte van procuratie op 28-12-1748 te Brussel, bekent dat Lambertus van Nieuwenhuijsen secretaris alhier, de kooppenningen van het verkochte huis van Jan Brands onder zijn beheer had, dit aan comparant heeft afgestaan.