Notaris-, schepen- en andere akten

70 Interrogatie in 13 artikelen ter requisitie van de Heer Matthias Musch Heer van Seldensate te Middelrode waarbij ondervraagd worden Hermanus Rijsterborgh secretaris en notaris [30], Johannis Rijsterborgh gezworene [28], Johan Rijsterborgh klerk ter secretarie [19], Meggelina Rijsterborgh [29] Adriaan Jansse van der Schoot [34] en zijn vrouw Petronella [30], Gijsbert van Berkel [31] en ten slotte Johannes Jacob Pijnappels [25] met de vraag of zij deponenten op 4 oktober 1751 ’s avonds rond de klok van 10 zijn geweest ten huize van Gijsbert Hendriks van der Schoot alhier in de Straat – de deponenten hebben gezien dat de Heer Musch op zijn paard gezeten in gesprek was met Aart Hermen van Heeswijk en de teugels stevig vast hebbende riep Musch: Vorster waar bent gij, arresteer hem en hou hem vast”. Of zij gehoord hebben dat Aart tegen Musch gezegd zou hebben: “Gij bent mij nog gelt schuldigh dat moet gij mijn betalen off ik sal uw laten arresteren, waarop Musch gevraagd zou hebben wat hij hem schuldig is. Dat weten de deponenten niet precies behalve de laatste, die bevestigt het. Of zij gezien hebben dat Van Heeswijk het paard van Musch heeft vastgegrepen en heeft nogmaals geroepen in verschillende bewoordingen: “Gij sult mij betalen”. Hen wordt gevraagd of ze gehoord hebben dat Van Heeswijk op een gegeven moment heeft geroepen”Vorster waer bent gij arresteert hem [denoterende daermede de Heer Musch]. Of zij ook gezien hebben dat Johan Rijsterborgh die het vorsterambt waarnam op de beide heren is afgelopen en inderdaad de Heer Musch heeft gearresteerd op order van Van Heeswijk. Volgens de 2e deponent zou Musch van zijn paard gekomen zijn en men heeft toen het paard laten brengen inde stal van Hendrik Gijsbert van der Schoot en ook Musch is het huis van Van der Schoot binnengegaan. Of zij weten dat Van Heeswijk naar huis is gegaan om zijn boek te halen en is later ook in het huis van Van der Schoot teruggekomen.

31 Op verzoek van Toni Paulisse wordt Arnoldus Ariaens Brok 19 jaar wonend alhier ondervraagd. Hij heeft gehoord dat Willem de Creij rond kerstmis 1735 tegen Willem Rutten gezegd heeft: "Gij en ik zijn nu beyde getrouwt en als de meijt niet jong is dan salse onzen Nol vader maken", en hebbe gij Nol daarop niet geantwoord: "Dan snij ik haar de kop op?" Dit wordt bevestigd. of deponent niet gehoord heeft dat Willem de Crey daarop geantwoord heeft: "Dan salse Tonie Paulisse vader maken". Ook dit wordt bevestigd.

22 Verhoor ter instantie van Willem Janse Megens. De navolgende personen: Jan Hoefs, Willem Janse van Erp, Cornelis Hendrik Teunisse, Dirk Jan Neelen, Dirk Peter Abels, Peter Gijsbers en Lijsbet Janse zijn vrouw, allen hier woonachtig en van competente ouderdom. Zij verklaren dat Lempke Jacobs jongedochter enige jaren geleden in het huis van Willem Jansse Megens heeft gewoond en aldaar gestorven is en niet onnozel was.

60 Verbaal inzake de dienaar van justitie van Cuijk Hendricus Steevens ten overstaan van schepenen, waarin wordt gevraagd of deze zich op 12-7-1803 heeft bevonden ten herberge van Peter van Duijnhooven te Cuijk, of hij met zijn vader Steeven Hendrix enige kwestie heeft gehad en zijn mes getrokken heeft en of hij terwijl zijn vader op de grond lag zijn sabel getrokken heeft en daarna ook nog is terug gekomen met zijn hond en geladen geweer. Hij antwoordde, dat hij alleen wist, dat hij in herberg was geweest en zich van rest niets kon herinneren. Zie ook pagina 149-153. Copie 16-7-1803.