Hildegundis de Bladele verklaart samen met haar drie zoons Theodericus, Walterus en Gerardus en haar dochter Beatrix dat ze haar geschil met het klooster van Postel over land in Bladel opgaf en er afstand van deed ten behoeve van dit klooster, in aanwezigheid en met toestemming van de kerk van Oirschot, van welke kerk dit leenroerig was. Met als getuigen Balduinus, heer van Vught, Agnes zijn moeder en vrouwe van Stapelen, Iutta en Petronilla en kanunniken van de kerk Gozuinus, Hugo en Theodericus en de pastoor (parrochianus) Walterus en anderen.
Hildegundis de Bladele verklaart samen met haar drie zoons Theodericus, Walterus en Gerardus en haar dochter Beatrix dat ze haar geschil met het klooster van Postel over land in Bladel opgaf en er afstand van deed ten behoeve van dit klooster, in aanwezigheid en met toestemming van de kerk van Oirschot, van welke kerk dit leenroerig was. Met als getuigen Balduinus, heer van Vught, Agnes zijn moeder en vrouwe van Stapelen, Iutta en Petronilla en kanunniken van de kerk Gozuinus, Hugo en Theodericus en de pastoor (parrochianus) Walterus en anderen.