Henric Dicbier Ghevaerts sone, rentmeester van Den Bosch, heeft in opdracht van de gouverneur van het hertogdom Brabant op verzoek van heer Niclaes van Blockem, meester van Postel, vijf versleten palen vernieuwd tussen Geveken Voirt en den Beyer, welke palen het eigendom scheiden van de hof van Vorsel oostwaarts, eigendom van het godshuis van Postel, en de aangeërfden westwaarts. Medebezegelaars zijn Henric Rutgers soen van Erpe, Aert van Baest, Godevaert Lippen Bierkens sone van Zeelst, Jacob Haengreve van Beryngen, Hubrecht Back, Jan geheten Brysten van Heerbeke en Dirc van den Valgate, mannen van de hertogin van Brabant.
Henric Dicbier Ghevaerts sone, rentmeester van Den Bosch, heeft in opdracht van de gouverneur van het hertogdom Brabant op verzoek van heer Niclaes van Blockem, meester van Postel, vijf versleten palen vernieuwd tussen Geveken Voirt en den Beyer, welke palen het eigendom scheiden van de hof van Vorsel oostwaarts, eigendom van het godshuis van Postel, en de aangeërfden westwaarts. Medebezegelaars zijn Henric Rutgers soen van Erpe, Aert van Baest, Godevaert Lippen Bierkens sone van Zeelst, Jacob Haengreve van Beryngen, Hubrecht Back, Jan geheten Brysten van Heerbeke en Dirc van den Valgate, mannen van de hertogin van Brabant.