Regesten

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Printen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Inleiding

Geschiedenis

Verantwoording van de inventarisatie

Aanwijzingen voor het gebruik

Regesten

Records 1 t/m 100

Records 101 t/m 200

Records 201 t/m 300

Records 301 t/m 400

401 1403-11-04.
Notaris Thomas de Craendonc, clericus van Luik, instrumenteert dat Gerardus, zoon van (Gerardus) wijlen des Heelcs de Asten, wonend in Panhedel (Panheel?), en Godefridus geheten Die Moelner als voogd van zijn vrouw Wendela, dochter van wijlen Gerardus des Heelcs de Asten, overgedragen hebben aan Margareta Praets ten behoeve van het gasthuis van Postel alle goederen die ze geërfd hebben van hun vader Gerardus, liggend in (Lierop) op een plaats geheten Hersel en die deels Lobbepoel en deels des Heel(..) heten. Gedaan in Weert (Valkenswaard?) in het huis van Margareta met als getuigen Henricus Mostels en Godefridus zoon van Godefridus de Bistervelt, burgers van Helmond, en Elisabeth Praets.

402 1404-02-04.
Schepenen van Someren oorkonden dat Henric van Aelst verklaard heeft dat hij de afpaling die hij gedaan heeft met de ondermeester van Postel ten behoeve van het godshuis van Postel, te weten tussen zijn goed geheten Die Hegecker en goed van het godshuis van Postel, aanvaardt.

403 1404-02-28.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Goyvart van der Hoeven van Dessel bekent twee mudden rogge erfpacht schuldig te zijn aan Lijsbet en Katherine Heinrics dochters van Aputten, echtgenotes van Jan en Henric Voechs, zonen van Henric Voechs, te heffen op het blok van genoemde Goyvart, gelegen te Dessel te Ghenen Perlic, drie bunder groot en palend aan het erf van Jan vanden Perlic, van Jan vander Beke, van Henric Sbusschers, van Wouter Keys en van Cyelken Jans en aan de gemene aart, en dat Goyvart op dit onderpand een huis mag bouwen en afbreken

404 1404-09-12.
Johannes Mutsaert, priester, investiet van de kerk van Arendonk, oorkondt dat zijn parochiane Jutta dicta Sniders, bij uiterste wilsbeschikking en na haar dood en die van haar man Heinricus Scat, een erfpacht van een halve mud rogge op de helft van zekere goederen in Arendonk, geheten die Wuwenscoet, de Bleke, die Turnoutsche maete, Jan Heilen bloexken, Leysmaet en dMostken, geschonken heeft aan het gasthuis in Postel.

405 1404-11-08 – Brussel.
Anton van Bourgondië, ruwaard van Brabant, oorkondt dat hij op verzoek van de meester van Postel, het godshuis en al zijn goederen in bescherming neemt.

406 1404-11-25.
Henric Dicbier Ghevaerts sone, rentmeester van Den Bosch, heeft in opdracht van de gouverneur van het hertogdom Brabant op verzoek van heer Niclaes van Blockem, meester van Postel, vijf versleten palen vernieuwd tussen Geveken Voirt en den Beyer, welke palen het eigendom scheiden van de hof van Vorsel oostwaarts, eigendom van het godshuis van Postel, en de aangeërfden westwaarts. Medebezegelaars zijn Henric Rutgers soen van Erpe, Aert van Baest, Godevaert Lippen Bierkens sone van Zeelst, Jacob Haengreve van Beryngen, Hubrecht Back, Jan geheten Brysten van Heerbeke en Dirc van den Valgate, mannen van de hertogin van Brabant.

407 1405-03-05 – z.pl..
Hermannus, abt van Malonne, vidimeert de bul van paus Alexander III van 12 maart 1179, waarbij deze de abdij van Floreffe onder zijn bescherming neemt en de schenkingen aan de abdij bekrachtigt.

408 1405-03-19.
Anthonis van Bourgondië, gouverneur van Brabant, schrijft aan de schout van 's-Hertogenbosch en zijn andere schouten en dienaren in de Meierij. De hertog heeft op verzoek van de meester van Postel, die door zijn rentmeester van Den Bosch onrecht werd aangedaan, de palen van het godshuis en zijn goederen vernieuwd, omdat ze waren verouderd en vergaan en sommige heimelijk verwijderd. Hij geeft hun opdracht in de plaatsen waar het van belang is dit te laten verkondigen en de rechten van het godshuis te respecteren en hen te helpen. Mochten die van Bladel of anderen menen andere rechten te hebben, dat moeten ze dit bewijzen voor het hof van de hertog. Gegeven te Leuven.

409 1405-05-13 – Brussel.
Anton van Bourgondië, ruwaard van Brabant, oorkondt dat hij op verzoek van de meester van Postel het privilege bevestigt, dat was verleend door zijn oudtante, hertogin Johanna, inzake het schutten van beesten, het steken van turf, het maaien van heide en het hakken van hout, met name tegen onderzaten van het land van Loon, en de meester toestaat twee dienaren aan te stellen als schutters om dit privilege te doen naleven; de schutters moeten de eed afleggen voor de schout van ’s-Hertogenbosch en van de door hen geïnde boeten rekenschap geven aan de rentmeester van 's-Hertogenbosch.

410 1405-07-26.
Jan geheten Mertens heeft ontvangen van Wouter Bac Aert Smedts zoen een bocht te Hogemierde voor Den Zoeten Bocht voor een erfpacht van een half mud rogge, met als extra onderpand een stukje land geheten Den Berkel in Hogemierde, met als getuigen Heinrijc Peters en Lodewijc Denen, schepenen van Mierde.

411 1405-11-17.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Laurens die Mersman van Eersel, Willem die Moelner, Jan Vechelman, Machyel die Moelner van Zeelst, Jan Hermans van Ourle en Maes Comans van Knechsel onder ede verklaard hebben dat de windmolen van Oerle een dwangmolen is en dat de dorpen Zonderwijk, Knegsel, Wintelre en Oerle op deze molen moeten malen en dat de meesters van Postel meer dan dertig jaar dit recht bezitten; dat Laurens Mersman, Jan Hermans, Maes Comans en Jan Vechelman verklaard hebben dat dit al meer dan 45 jaar het geval was.

412 1406-06-27.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Arnt Aelbrecht Sniders soen verkocht heeft aan Henrick van Sittart Henrics soen van Berckte van Eycke een erfpacht van 1 mud rogge uit een broek geheten Dat Wauters Broecken in Bergeijk, gelegen aan de gemeint.

413 1406-11-21.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Matheus die Hameleer Wouter Cukyx soen van Eyke schuldig is aan Mijs van der Biest van Hulsel een erfpacht van een mud rogge uit een gelag met huis en hof en toebehoren, gelegen in een bocht in Bladel.

414 1407-08-08.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Gielis Lijskens Gherit Shorters soen verklaarde schuldig te zijn aan Hubrecht Dircs Scoenmekers soen van Gestel een erfpacht van 2 mud rogge uit een gelag met erop staand huis in Bergeijk en uit een beemd, gelegen aan de gemeint in Bergeijk.

415 1407-08-26 – Brussel.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, beveelt de schout van Antwerpen en markgraaf van Rijen op verzoek van de meester van het godshuis van Postel, alle militairen te verbieden om in het godshuis of een van zijn uithoven te komen en kosten of schade te veroorzaken.

416 1407-08-26 – Brussel.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, beveelt de schout en alle andere rechters van 's-Hertogenbosch, om op verzoek van de meester van het godshuis van Postel, alle militairen te verbieden om in het godshuis of een van zijn uithoven te komen en kosten of schade te veroorzaken.

417 1407-12-15.
Jacobus, zoon van Jacobus geheten de Baest, heeft overgedragen voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Johannes geheten Hoernken ten behoeve van het huis van Postel een erfcijns van vier en een halve oude groot die de meester van Postel moet betalen aan Laurencius geheten Lauwart de Arendonc, schoonzoon van Lubbertus geheten de Herzel, uit goederen van het huis van Postel in Bladel.

418 [1408]-01-[??].
Mercelis, natuurlijke zoon van Art van den Ravenecker, heeft verkocht voor schepenen van (Helmond?) aan Ard zoon van Mercelis Nouwen ten behoeve van Lenart, zoon van zijn broer Mercelis, een erfpacht van drie mauwer rogge uit een huis, hofstad en hof met een aangelegen kamp land in Lierop geheten Bijder Hosstat, grenzend aan goed van Postel en de gemeint.

419 1408-03-27.
Notaris Arnoldus de Aggere, clericus van Luik, instrumenteert dat Johannes geheten die Groet zijn testament gemaakt heeft in aanwezigheid van zijn vrouw Hilla, waarbij hij legateert aan de wettige kinderen van Arnoldus, zoon van wijlen Arnoldus geheten Van der Braken, en die van Ghiselbertus geheten van den Braaken een erfpacht van 2 mud rogge, te betalen door de meester van het huis van Postel uit de watermolen in Westerhoven, en een erfcijns van 21 schelling oud geld, te betalen in de parochie Haaren bij Belver en beschreven in een schepenakte van Oisterwijk, en een beemd geheten Dat Hulschoer in Oirschot. Gedaan in het woonhuis van de testator in Boerde buiten de muren van 's-Hertogenbosch met als getuigen Rutgherus de Zon, Johannes de Haren en Rycoldus de Lyt.

420 1408-05-21.
Notaris Petrus de Platea de Helmont, clericus van Luik, instrumenteert dat Johannes en Martinus geheten van den Eynde, zoons van Johannes geheten van den Eynde, namens zichzelf en hun broer Lambertus ten behoeve van Postel afstand gedaan hebben van hun rechten op een stuk bouwland, geheten die Boecht, in Lierop op een plaats geheten Herselt, grenzend aan goed van Postel, en verklaren af te zien van alle verdere acties tegen het huis van Postel en tegen heer Nicholaus de Blochem, meester en provisor van dat huis, ten aanzien van de hoeve Ten Eynde in Hersel bij Lierop. Gedaan in Lierop voor het woonhuis van Johannes geheten Ridders, met als getuigen Wilhelmus de Kiglo, Arnoldus de Dorne, Lippertus de Eyke en zijn broer Wilhelmus, allen armiger, Johannes geheten de Moersel en Arnoldus de Ravenecker.

421 1408-07-26.
Schepenen van Someren oorkonden dat Ant van Dorne, zoon van Willem van Dorne, het godshuis van Postel kwijtgescholden heeft van al wat de meester van Postel hem beloofd had vanwege het godshuis.

422 1408-09-27.
Elizabeth, weduwe van Rutgerus geheten Tymmerman, en haar kinderen Hermannus en Rodolphus hebben verkocht voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Heylwigis, weduwe van Johannes geheten Spiker Dircs soen, een erfcijns van 20 schelling uit de helft van een stuk land in Empel, ter plaatse geheten Vrelant, en uit een stukje aangelegen land.

423 1409-04-28 – z.pl..
De rechter en heemraden aan de Werken oorkonden dat broeder Willam, meester aan de Werken, en broeder Jan van Rethy, ondermeester van Postel, en broeder Claes Voghel, loemeester van Postel, onder nader bepaalde voorwaarden de bewerking (toelinghe) van 36 morgen land van het godshuis van Postel, gelegen aan de hoge zijde van de Werken, voor een termijn van vijftien jaar verhuurd hebben aan Heinric Loeychzoen voor 31 Engelse nobels per jaar.

424 1409-11-09 – Brussel.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, beveelt de schout van ’s-Hertogenbosch en de schout van Kempenland en alle andere rechters, op verzoek van de meester van het godshuis van Postel, iedereen te verbieden om in het godshuis of een van zijn uithoven te komen overnachten, en er meer dan vroeger gebruikelijk was te eten of te drinken ten laste van het godshuis.

425 1409-11-27 – Brussel.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt dat hij het privilege verleend door hertog Jan I op 31 maart 1355 (n.s.) en de bekrachtiging ervan door hertogin Johanna van 5 september 1377, op verzoek van de meester van het godshuis van Postel bevestigt.

426 1410-01-27.
Johannes de Hyngion, abt van Floreffe, oorkondt dat voor hem en zijn leenmannen, te weten Pyromus geheten Moers Heezacker, Wilhelmus Godefridi, Christianus Augustini en Theodericus Postelmans in zijn hof van Postel verschenen is Sibertus geheten de Hokelem de Buscoducis. Deze heeft zijn leengoed geheten de Vlochoven in Woensel bij Eindhoven, waarvan hij leenman is volgens de leenboeken van de abt, opnieuw voor de abt verheven. Vervolgens gaf hij het aan de abt terug ten behoeve van Arnoldus Stempel, die daarna de abt leenhulde bracht. De waarde ervan werd geschat op 18 mud rogge, 4 steen vlas en 4 lopen raapzaad.

427 1410-03-27.
Schepenen van Someren oorkonden dat Dyrc geheten Dyebout Jans soen van den Eckerbroec en zijn zwager Joerdaen, gehuwd met zijn zuster Yde, verkocht hebben aan Roef van Verscher ten behoeve van het godshuis van Postel een stuk land in Someren, grenzend aan goed van het godshuis en een openbare weg.

428 1410-04-04 – Brussel.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, beveelt aan de drossaard van Brabant en de schouten van ’s-Hertogenbosch, Kempenland en Peelland, dat zij op verzoek van de meester van het godshuis van Postel, iedereen die het godshuis geld schuldig is vanwege goederen, renten of anderszins, verplichten tot betaling.

429 1410-07-02.
Schepenen van Someren oorkonden dat Dirc die Hertoge opgewonnen heeft een stuk land in Someren ter plaatse geheten Ten Scoet en een stuk land gelegen bij Den Huls in Someren.

430 1411-09-09.
Schepenen van Someren oorkonden dat Gherart van der IJnden verkocht heeft aan Peter Willems soen van den Berghe ten behoeve van het godshuis van Postel een stuk land in Hersel in Lierop, grenzend aan goed van het godshuis.

431 1411-09-30.
Schepenen van Someren oorkonden dat Peter Willems soen van den Berghe verklaard heeft dat het godshuis van Postel de schuld aan zijn vader ingelost heeft.

432 1412-04-04.
Notaris Henricus Jordani de Oerscot, priester van Luik, instrumenteert dat Arnoldus geheten Keyser, wonend in Oerle, hem verzocht heeft namens Nycholaus de Blochem, meester en provisor van het huis van Postel, uit het testament van Jacobus de Baest, wonend in Oerle, een stuk af te schrijven betreffende Postel, luidend: Jacobus en zijn vrouw Katherina legateren aan het godshuis van Postel een erfpacht van een half mud rogge na hun beider dood bij (=ten laste van?) Godefridus zoon van Godefridus van den Eynde in Zeelst. Gedaan op het kerkhof van Sint-Petrus in Oirschot met als getuigen Godefridus van den Merevenne, clericus, en Wilhelmus geheten Cost de Straten.

433 1412-11-04.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Peter die Mesmeker Jans soen van der Voirt van Berse verkocht heeft aan Jan Coppen, hun medeschepen, een erfpacht van een mud rogge uit een beemd en een eeuwsel, geheten Den Uutfanc, aaneen gelegen in Bladel.

434 1413-06-16.
Anthonis, hertog van Brabant, oorkondt aan zijn rentmeester van Den Bosch, dat hij op verzoek van de meester en het convent van Postel de erfcijns die ze krachtens het contract van 1341-01-07 aan hem moeten betalen voor het huis van Neters, verlaagt door het pond oude groten niet meer voor twintig Franse kronen te rekenen maar voor achttien. Gegeven te Antwerpen.

435 1413-07-01 – Diest.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt dat hij de godshuizen en hun uithoven vrijstelt van de verplichting zijn jagers en honden te voeden mits daarvoor een som geld te betalen, en insgelijks van de karwei van wagendienst, tenzij in oorlogstijd.

436 1413-07-01 – Diest.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt dat hij de godshuizen in Brabant ontslaat van de betaling van hun deel in de bede van 42000 kronen, die onlangs aan de hertog is toegestaan door de steden en het land van Brabant.

437 1413-07-01 – Diest.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt dat hij alle gods- en gasthuizen van Brabant en uithoven in Brabant van godshuizen buiten het hertogdom vrijstelt van de verplichting zijn rechters, dienaars en onderzaten te herbergen, met uitzondering van de drossaards en de raadsheren.

438 1413-07-04 – z.pl..
Laurentius de Boechout, deken van Sint-Goedele te Brussel, vidimeert drie oorkonden utgevaardigd door Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, op 1 juli 1413.

439 1413-11-22.
Schepenen van Someren oorkonden dat heer Jan van Eyke, meester en provisor van het godshuis van Postel, verpacht heeft aan Jan van den Scoetacker het goed Ten Eynde te Hersel in Lierop, zoals voorheen Arnt van den Ravenacker bezat, inclusief de tiende, voor zes jaar lang vanaf Pasen voor 14 mud rogge en 10 mud gerst, en de tiende voor 10 mud rogge en 2 mud gerst per jaar, te leveren in Venbergen onder nadere voorwaarden.

440 1413-11-22.
Schepenen van Someren oorkonden dat heer Jan van Eyke, meester en provisor van het godshuis van Postel, verpacht heeft aan Dyrik soen Daneels Dedden soen Tgroot Goet van Eckerbroec in Someren voor 6 jaar van verleden Pasen tot Pasen over zes jaar voor 22 mud rogge en 8 mud gerst, te leveren in Venbergen, op de schouwdag 1 lopen raapzaad met een 'driesacke', 1 voeder walmstro en 1 voeder scobben aan Die Hamel te Moorsel. De beesten op de hoeve zullen ieder voor de helft zijn, te weten hoornvee, paarden, schapen, varkens en bijen. De pachter moet een paard van 10 oude schilden houden waarmee het klooster allerlei werkzaamheden kan verrichten, zoals de andere pachters. De pachter moet de wanden en daken van het huis, de omheining, grachten en 'gestichten' (bouwsels?) in goede staat houden. Als het huis onderhouden moet worden zal het godshuis timmerlui sturen en die betalen, de pachter moet ze gratis de kost geven. Als de pachter vijanden krijgt moest hij ze tevreden stellen zonder schade voor het godshuis; krijgt het godshuis vijanden, dan moet hij zijn goederen en die van het godshuis aanspreken. Als hij binnen 6 jaar sterft dan loopt zijn contract tot de volgende Pasen door.

441 1414-04-04.
Schepenen van Arendonk oorkonden dat Lijsbeth Baten bekend heeft schuldig te zijn aan Gheerde den Moutmakere een jaarlijkse erfpacht van een halve mudde rogge op de helft van een erfgoed dat Lijsbeth en haar kinderen bezitten naast de "lopende graft" en aan de andere kant naast het erf van Tielman Lochtmans en aan de straat, alsook op een stuk land waarvan de helft gelegen is op de Steendonc tussen het erf van Jannes Goetelden en dat van Claes Loenens, met het ene einde naast het erf van Heinric Tymmermans en met het andere einde naast het erf van genoemde Lijsbeth en haar moeder.

442 1414-04-17.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Jan Dircs soen van den Bomen schuldig was aan Henrik, natuurlijke zoon van Henrik Slonden en Elisbet Oeden, een erfpacht van 1 mud rogge uit een bocht geheten Den Heybocht in Eersel, grenzend aan de gemeint, met als extra onderpand een stuk land geheten Die Sneproede in Eersel.

443 1414-05-01.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Tyelman Sbusschers, Jan Heinric Heren en Jan Baten van Rijsberghe verkocht hebben aan broeder Wouter den Busscher, ten behoeve van het godshuis van Postel, een lijweg over hun goederen naar de achtergelegen goederen van het godshuis.

444 1414-05-29.
Heilwijch Heynen Nulaecs dochter, weduwe van Jan Jans Belien soens, heeft overgedragen voor schepenen van Helmond aan Willem Jans Belien soen soens, Heyn Vrancken soen en Ermgard Jans Belien soens dochter, mede ten behoeve van Kathelijn Jans Belien soens dochter, alle rechten die ze had op de goederen die van haar en haar overleden man afkomstig waren, op een erfpacht van 3 mauwer rogge en een stuk land na.

445 1414-06-13.
Notaris Arnoldus de Aggere, clericus van Luik, instrumenteert dat Petrus, zoon van Johannes geheten Spornier, overgedragen heeft aan heer Johannes de Eyke, meester van het huis van Postel, ten behoeve van dat huis het deel dat toebehoort aan hem, zijn broers Rutgherus, Johannes en Albertus en zijn zuster Bela in een erfpacht van 2 mud rogge. Gedaan in het huis van het huis van Postel in 's-Hertogenbosch met als getuigen de heren Gerardus, investiet van de kerk van Beek bij Aarle, en Theodericus de Gheldrop, priesters, en Henricus Rutgheri de Erpe.

446 1414-06-13.
Notaris Arnoldus de Aggere, clericus van Luik, instrumenteert dat Yda, dochter van Johannes de Beerze en weduwe van Ghiselbertus geheten Jacobs zoen, overgedragen heeft aan heer Johannes de Eyke, meester van het huis van Postel, ten behoeve van dat huis het vruchtgebruik dat haar toebehoort in een erfpacht van 2 mud rogge. Gedaan in het huis van het huis van Postel in 's-Hertogenbosch met als getuigen de heren Gerardus, investiet van de kerk van Beek bij Aarle, en Theodericus de Gheldrop, priesters, en Henricus Rutgheri de Erpe.

447 1414-07-04.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Jan die Becker Peter sBeckers soen van Eersel beloofd heeft aan Jan geheten Oemken, natuurlijke zoon van Katelijn Scullens, een erfcijns van 1 pond uit een goed geheten Den Scoet, zoals het godshuis van Postel dat moest betalen aan de Tafel van Heilige Geest van Eersel uit een goed geheten Den Scoet in Eersel, met als extra onderpand een beemd geheten 't Fenne.

448 1415-01-09 (n.s.) – Brussel.
Anton van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt aan de schout, schepenen en rentmeester van ’s-Hertogenbosch, en alle rechters in de Meierij, dat hij de meester van Postel toestaat om ten behoeve van zijn godshuis binnen de Meierij erfelijke goederen en renten tot 80 mudden rogge per jaar te verwerven.

449 1415-01-16.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric, natuurlijke zoon van Henric Slonden en Elisbet Oeden, overgedragen heeft aan Henrik Henriks Losen soen van Endoven ten behoeve van de broers Henrik, Jan en Maes, die Henrik voorschreven verkreeg bij Elisbet, dochter van de voorschreven Henrik Henriks Slonden soen, een erfpacht van 1 mud rogge uit een bocht geheten Die Heybocht in Eersel en uit een stuk land geheten Die Sneproede, ook in Eersel.

450 1415-06-07.
Schepenen van Oerle oorkonden dat Jan Jans soen van Woensel en zijn zusters Conegont en Katherijn verkocht hebben aan Lambrecht Arnts van den Ven een huis en hof met toebehoren in Oerle bij een water geheten Die Meer en een hofstad in Oerle, belast met lasten onder meer aan de persoon van Oerle en het godshuis van Postel.

451 1416-02-05.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Katheline, vrouw van Hubrecht Bac, en hun kinderen schuldig waren aan heer Jan van Eyck, hoogmeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfcijns van 7 rijnsgulden uit een gelag met erop staand huis met toebehoren in Bergeijk, welk gelag geheten is Die Portinc, gelegen aan een molendijk, waarover men naar de molen van Bergeijk gaat, en uit een beemd geheten Den Barbiers Beemt in Bergeijk aan de overkant van de molendijk.

452 1416-02-05.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Kerstiaen, zoon van Henric Jordens neef van Westerhoven, overgegeven heeft aan broeder Jan van Rethyen, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 1 mud rogge uit een beemd in Westerhoven en uit nog een beemd daar liggend aan de gemeint.

453 1417-05-02.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Hubrecht Dirc Scoenmekers soen van Ghestel overgedragen heeft aan heer Jan van Eycke, hogemeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van het godshuis een erfpacht van 2 mud rogge uit een gelag met erop staand huis in Bergeijk en uit een beemd gelegen aan de gemeint in Bergeijk.

454 1417-07-01.
Gevardus, molenaar te Someren, heeft kwijting gegeven voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan heer Johannes de Eycke, meester van het huis van Postel, en alle anderen die kwitantie nodig hebben, van 70 Hollandse gulden, aan hem beloofd wegen de molen van Someren. Ook heeft hij hun kwijting gegeven van alle aanspraken die hij zou kunnen maken ten aanzien van het huis en zijn familiares wegens deze molen. Heer Johannes en Govardus beloofden het oordeel te bewaren, door Willelmus geheten de Eyke, ontvanger van Peelland, tussen hen uitgesproken. Gevardus en Johannes Hoernken beloofden eveneens de gedane uitspraak over de molen te bewaren.

455 1417-07-06.
Jan, hertog van Brabant, oorkondt aan zijn rentmeester van Den Bosch dat hij bevestigt dat de erfcijns die de meester en het convent van Postel krachtens het contract van 1341-01-05 aan hem moeten betalen voor het huis van Netersel, verlaagd moet worden door het pond oude groten niet meer voor twintig Franse kronen te rekenen maar voor achttien. Gegeven te Brussel.

456 1417-11-21.
Schepenen van Lommel oorkonden dat Gheronc […]en, zoon van wijlen Claus, bekend heeft schuldig te zijn aan Jan van Eycke, meester en provisor van Postel, ten behoeve van het godshuis, twee lopen rogge, Postelse maat, op de helft van een stuk land te Lommel, groot een half oude bunder, palend aan het erf van Monen Slochtere, aan zijn eigen erf, aan dat van Arnt Bloys en aan een gemene weg.

457 1418-03-11.
Willelmus, Johannes en Philippus, kinderen van Arnoldus zoon van Arnoldus van der Braken, en Walterus, zoon van Ancelmus geheten van den Dijc van Bercheycke, echtgenoot van Heylwigis, dochter van Ghiselbertus van der Braken, broer van eerstgenoemde wijlen Arnoldus, hebben overgedragen voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Johannes Hoernken een erfpacht van 2 mud rogge die de meester van Postel moest betalen aan Johannes geheten Groet de Herlaer uit de watermolen in Westerhoven.

458 1418-04-12.
Schepenen van Oerle oorkonden dat Margriet, weduwe van Merselijs Naghelmeker, en hun dochter Heylwich en zonen Jan en Merselijs overgedragen hebben aan heer Jan van Eyc, meester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis al hun rechten die ze hadden op de windmolen van Oerle.

459 1419-02-25.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Wouter Jan Rasscarts soen schuldig is aan Meus Jan Meus soen van Rethien en aan Ghertrude, zijn vrouw, Henrics Scatten dochter van Eyck, een erfpacht van een halve mud rogge uit de helft van een gelag met toebehoren in Bergeijk.

460 1420-01-26.
Notaris Petrus de Platea, priester van Luik, instrumenteert dat Henricus geheten de Goerle, zoon van Henricus geheten de Goerle, clericus van Luik, beloofd heeft aan zijn broer Arnoldus geheten de Goerle, ten behoeve van Henricus, natuurlijke zoon van genoemde Henricus en Gertruda, natuurlijke dochter van Gerardus geheten de Ouden, zoon van de investiet van Aarle, dat hij aan zijn natuurlijke zoon Henricus zal geven diens leven lang een erfpacht van 1 mud rogge uit zijn huis, hof en toebehoren in Helmond op een plaats geheten Die Haghe. Tevens draagt hij dat huis, die hof en toebehoren over aan zijn natuurlijke zoon Henricus als extra onderpand gedurende diens leven. Als de moeder van het kind hem echter alsnog aanklaagt vanwege haar ontmaagding of zwangerschap of niet tevreden is, dan vervalt de pacht, met nadere voorwaarden. Gedaan in Helmond voor het huis van Arnoldus de Goerle, met als getuigen Henricus, zoon van Wilhelmus de (...)s, clericus, Joannes Tinctor en Amelius, zoon van Johannes Roeselmans.

461 1420-04-10.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Godert, zoon van Wouter Swilden van Berct en zijn vrouw Yde, dochter van Henric Punders, verkocht hebben aan Henrik Merten Clarissien soen ten behoeve van zijn zuster Yde een erfpacht van 1 mud rogge uit een beemd geheten Stercmans Eynde, gelegen int Bercter Broecke in Bergeijk.

462 1420-06-28.
Heinric de Kemmer, rentmeester van de hertog van Brabant in het Land van Rijen, oorkondt dat hij aan de meester van Postel, ten behoeve van het godshuis, heeft toegestaan om een sluis (waterspoeye) te maken in de Nete om de beemden van het godshuis te Wezel (Weseloe) te bevloeien, mits een erfcijns van vier oude groten per jaar en op voorwaarde dat de hertogelijke watermolen van Mol daar geen nadeel van ondervindt.

463 1421-07-10.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Dircke Henrickx soen van den Kievitshoeven overgedragen heeft aan broeder Jan van Retien, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van het godshuis een erfpacht van 4 lopen rogge uit een bocht, gelegen te Lemel.

464 1421-10-26.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Godert Jan Yden der Sentinnen soens soen schuldig was aan broeder Jan van Rethie, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 5 lopen rogge uit een gelag met erop staand huis en toebehoren in Eersel.

465 1421-11-04.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Kerstiaen, zoon van Kerstiaen Nestelarts van Westerhoven, beloofd heeft aan broeder Claus Vogel 'loemeester' van Postel, ten behoeve van het godshuis van Postel, dat hij het godshuis kwijtschelding verleent van een roggepacht van 2 mud rogge uit goederen in Westerhoven.

466 1422-05.
Schepenen van Someren oorkonden dat Willem van Boeschot het godshuis van Postel en al hun goederen en dienaren kwijtgescholden heeft van alle aanspraken die hij tegen hen zou kunnen laten gelden.

467 1422-05-09.
Schepenen van Someren oorkonden dat Arnt van Doerne Willems soen van Doerne afstand gedaan heeft ten behoeve van heer Jan van Eyke, meester van Postel, en het godshuis van Postel van al zijn aanspraken op het godshuis ten aanzien van het goed van Den Bomen in Lierop.

468 1424-02-07 (n.s.) – Brussel.
Jan IV, hertog van Brabant, oorkondt dat hij op verzoek van heer Jan van Eyck, meester van het godshuis van Postel, het privilege verleend door hertog Jan III op 31 maart 1355 en de bevestiging ervan door hertogin Johanna van 5 september 1377, vidimeert, hernieuwt en aanvult.

469 1424-04-26.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Godert Wouter Swilden soon van Berct schuldig is aan Henrik Henrics Ghiben soen van den Ampenrijt een erfpacht van een halve mud rogge uit een beemd int Bercterbroecke in Bergeijk aan de gemeint.

470 1424-05-19.
Notaris Petrus de Platea, priester van Luik, instrumenteert dat Johannes, zoon van Johannes zoon van Johannes geheten Lemmens soens de Milheze, clericus van Luik, gemachtigd door Engelberna, weduwe van Henricus geheten de Boeven Rode, zoon van Henricus Belen soens, en haar erfgenamen, samen met heer Johannes geheten de Eyke, meester of provisor van het huis van Postel, en alle dienaren en familiares van dat huis, verklaart dat alle acties betreffende de hoeve Ten Eynde in Hersel (onder Lierop), eigendom van het huis van Postel, vervallen zijn. Gedaan in Helmond in het woonhuis van Gerardus geheten Duysch, met als getuigen Henricus geheten de Eyke, zoon van Boyfaes, Godefridus de Eyke en Gerardus geheten Duysch.

471 1424-09-12.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Gherit en Merselis, kinderen van Henric van Sittart, overgedragen hebben aan Margriet Melis van Weerboec, echtgenoot van Jan Willem Gheens soen van Baenle, een erfpacht van 1 mud rogge uit een broek geheten Dat Wouterbroecke in Bergeijk

472 1424-12-??.
Michael zoon van wijlen Franco de Vlochoven, als voogd van zijn vrouw Katharina, en Godefridus zoon van Willelmus Hoppenbrouwer de Wedert, als voogd van Mechteldis, dochters van Godefridus Cremer(?), zoon van Henricus Sartor de Wedert, hebben overgedragen voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Willelmus Eyndhouts ten behoeve van zijn zoon Henricus Eyndhouts een erfpacht van 3 mud rogge uit een hoeve(?) in Bakel.

473 1425-02-04.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric Ghiben soen van ... overgedragen heeft aan ... Jan Winkeldeys soen een erfpacht van een halve mud rogge uit een beemd int Bercterbroeck in Bergeijk.

474 1425-03-16.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Peter Jan Knyfs soen en zijn vrouw Janne schuldig zijn aan Godert Coltens ten behoeve van zijn broer Willem Godert Coltens soen een erfpacht van 1 mud rogge uit een vierde deel van een beemd in Bergeijk.

475 1425-03-23.
Martinus, zoon van Godefridus geheten Martens de Eyck, heeft in erfpacht gegeven voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Henricus, zoon van Johannes geheten Ambachs, voor 1 mud rogge een stukje beemd, geheten Die Weert, in Westerhoven, ter plaatse geheten Aent Heyereynde, grenzend aan een dijk en een openbaar water, en het recht van overpad over die dijk daar aan de gemeint.

476 1425-04-09.
Schepenen van Oerle oorkonden dat Elyaes, zoon van Willem Elyaes soen van der Donck, overgedragen heeft aan heer Jan van den Velde, persoon te Oerle, ten behoeve van het godshuis van Postel een stuk land in Oerle, grenzend aan goed van het godshuis en aan een weg die loopt naar de Lijnder Straten en aan de Kercwech.

477 1425-09-05.
Jan [IV], hertog van Brabant, oorkondt aan de warandmeester van Brabant, de schout van Kempenland en alle andere waranthuederen dat hij de meester van Postel toestaat met fretten te jagen (fretteren, foretteren) en konijnen te vangen binnen de mijl rond Bladel, Eersel en Lommel, en rond het godshuis, zoals wijlen zijn ouders dat ook hadden toegestaan.

478 1425-10-03.
Theodricus Kyevit, vicaris van de kerken van Waalre en Valkenswaard, oorkondt dat Aleydis, dochter van Johannes geheten Hoers, leek van Luik, haar testament gemaakt heeft waarbij ze nagelaten heeft aan het gasthuis van Postel een erfpacht van een half mud rogge ter vertroosting van de armen. Gedaan op de straat van Valkenswaard bij het woonhuis van de erflaatster, met als getuigen Symon Symonis geheten Moens, Godefridus geheten Hoers, broer van de erflaatster, Margareta, vrouw van Johannes geheten Boex, en haar dochter Heylwigis.

479 1426-01-03.
Notaris Walterus Bellairt, priester van Kamerijk, instrumenteert dat Wilhelmus, eerstgeboren zoon van Wilhelmus van den Spiker, en zijn broer Arnoldus verklaarden geen recht te hebben in een hoeve van Theodiricus van den Spiker in Kerkcasteren. Ze keuren het testament van Theodiricus goed. Ze erkennen aan Bartholomeus Willen, zijn zoon Martinus Willen en Johannes, zoon van Hubertus Back, hun rechten. Gedaan in Bergeijk in het woonhuis van Bartholomeus voorschreven, met als getuigen frater Johannes de Rethi, ondermeester van Postel, Jordanus Brant de Boextel, Johannes, zoon van Wilhelmus van den Spiker voorschreven, Michael, zoon van Bartholomeus voorschreven, en Johannes, zoon van Walterus Osken.

480 1426-04-20.
Johannes geheten Coppen, zoon van Johannes geheten Coppen, heeft overgedragen als schenking voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan meester Martinus de Zoemeren ten behoeve van Nicholaus, zoon van Johannes geheten van de Toirken, met zijn vrouw Margareta, dochter van Johannes Coppen voornoemd, een erfpacht van 1 mud rogge uit een beemd en aanliggende wei in Bladel.

481 1426-09-06 – Brussel.
Jan IV, hertog van Brabant, oorkondt aan de drossaard van Brabant, de schouten van ’s-Hertogenbosch, Kempenland, Peelland, Maasland, Oosterwijk, Turnhout en al zijn andere rechters en dienaars dat Jan Stakenborch alias Spikerman vijand geworden is van de meester en het convent van Postel en gedreigd heeft het klooster en andere goederen van het godshuis in brand te steken of naar Wachtendonk te komen om zijn zin (sijnen goeden moet) te krijgen, waarbij hij hulp heeft gekregen van Jan Back, Gherit Velthuen, Ghijss Pot, Peter Block, Rubert Tant, Herman Swaen, Lubbert Craen, Pouwels Haen, Geret Scaff, Kolff van Aldenhoven, Rijchgert Waelbestoven en Reynart Hoeghgevlogen, en aangezien de hertog verplicht is zijn godshuizen te beschermen, beveelt hij hen om Jan Stakenborch anders geheiten Spikerman of vanden Spiker en zijn helpers te arresteren en te berechten.

482 1426-11-06.
Schepenen van Waalre en Valkenswaard oorkonden dat Willem Hermans als man van Geertrude, dochter van Symoen Mathijs zoen en zijn vrouw Geerborge, overgedragen heeft aan Jan Willems Geraerdszoen van Balen, kellenaar te Venbergen, ten behoeve van het godshuis van Postel alle 'scharen' (=grazende beesten?) die op het goed Te Venbergen zijn en alle tijd die hij op dit goed mag hebben en heeft het godshuis daarvan kwijtgescholden.

483 1426-12-10.
Schepenen van Waalre en Valkenswaard oorkonden dat Diederick Symoens Mathijs zoen overgedragen heeft ten behoeve van het godshuis van Postel alle 'scharen' (=grazende beesten?) en tijd als hij mag hebben op het goed van Venbergen, en kwijtschelding gegeven heeft van deze en al zijn andere aanspraken.

484 1427-08-24.
De schepenen van de heer van Diest en Zichem in Meerhout oorkonden dat voor hen Geerd Stessens en Jan Jueten als schepenen van de voogdij van Mol verklaard hebben dat Geerd van Berausel zich voor hen borg gesteld heeft voor de uitvoering van de zoen van wijlen Mercelis [L…], met name 1) een algemeen slot (cloester) volgens het landrecht, 2) een houten kruis met drie ijzeren kruisjes erop, te plaatsen binnen de voogdij, op aanwijzen van de schout van Herentals en de schepenen van de voogdij voor de zielezaligheid en ter ere van de gezamenlijke familie; 3) de knieval (voet gheval) te doen binnen Meerhout, op bevel van de gezamenlijke familie; 4) Geerd belooft op vredebreuk en zoenbreuk dat hij de landzoen zal doen voor de heer van Diest; 5) hij zal een bedevaart doen naar Ieper (Ipers), een naar Santiago de Compostela (Sint-Jacobs) en een naar Rocamadour (tOnser Liever Vrouwen te Rutsenmedouwe), te beginnen met de verste bedevaart, volgens het stadsrecht van Leuven; indien hij de bedevaart niet aanvangt binnen de zes weken, mag elk van de voornoemde partijen op zijn kosten iemand naar Leuven sturen om te vernemen wat Geerd dan volgens het landrecht en het stadsrecht van Leuven moet doen.

485 1428-03-23.
Nadat heer Theodericus geheten de Eckerbroec, priester, het vruchtgebruik in een hoeve in Gerwen ter plaatse geheten Den Dorenpat, grenzend aan de gemeint, en in een erfpacht van 4 mud en 8 lopen rogge uit een hoeve geheten te Zuerzel in Bakel overgedragen had aan zijn zoon Johannes ten behoeve van hem en van Yda, dochter van heer Theodericus en Aleydis, dochter van Henricus geheten de Novo Aggere, hebben genoemde Johannes en Wautgerus geheten de Ponte, als echtgenoot van Yda, verkocht voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Gerardus geheten Selen de Helmont ten behoeve van Hadewigis, geheten Grieten, natuurlijke dochter van Johannes geheten de Erpe, een erfpacht van 1 mud rogge, te leveren in Bakel, uit genoemde hoeve en roggepacht.

486 1428-04-05.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Claes, zoon van wijlen Heinric Claes van Dessel, bekent een erfpacht van drie mudden rogge schuldig te zijn aan Jan Tfoechs van Dessel, zoon van Heinric Tfoechs, op een beemd te Dessel over de dijk, geheten Heinric Claes nuwen beempt, palend aan het erf van Jan Coppens, van Willem Bunghers, van Ghenen Claes en van Heinric Tfoechs, alsook op een stuk erf te Dessel, bestaande uit beemd, eusel en land, dat genoemde Claes verkregen had van Jan Spapen, vier bunder groot en palend aan het gemeint, aan het erf van Claes Heinric Claes, van Kerstine vanden Berghe, van Jan Daems en genoemde Clais, die het als onderpand heeft gesteld aan Jan Tfoechs voornoemd.

487 1430-08-24.
Schepenen van 's-Hertogenbosch nemen getuigenissen op van omwonenden inzake het geschil tussen het godshuis van Postel en de geburen van Bladel over de eigendom van een goed, geheten Delmpt bij Dalem.

488 1431-04-28 – z.pl..
Filips van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt aan de drossaard van Brabant, de schout van Antwerpen en markgraaf van Rijen, de schout en onderschout van ’s-Hertogenbosch en de schouten van Maasland, Kempenland, Peelland en Oisterwijk dat hij, gelet op de toegenomen zware lasten van het godshuis van Postel voor gasterien en leverantiën karweien, het godshuis in bescherming heeft genomen en beveelt hun publiek af te kondigen dat niemand de gastvrijheid van het godshuis mag misbruiken en het reglement in deze oorkonde vervat te doen naleven.

489 1432-06-27.
Johannes, abt van Malonne, vidimeert de oorkonde van Jan [I], hertog van Brabant, van 8 januari 1289 (n.s.), houdende overdracht van de tienden van Olmen door Nicholaus de Olmen aan het godshuis van Postel.

490 1432-07-02.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Yde, dochter van Merten Clarissien zoen, overgedragen heeft aan haar vader Merten een erfpacht van 1 mud rogge uit een beemd, geheten Stecmans Eynde, gelegen int Bercter Brueck in Bergeijk.

491 1432-07-03.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Merten Clarissien zoen overgedragen heeft aan broeder Arnd Jans Leyten zoen van Dalem, ondermeester van Postel, ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van een mud rogge uit een beemd, geheten Stocmans Eynde, gelegen int Bercter Bruec in Bergeijk.

492 1433-04-16.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Jan, Wouter, Gheert, Heinric en Art, zonen van Jan Mertens van Balen, bekennen dat zij de nalatenschap van hun zuster Elijsbetht gedeeld hebben met hun zwager Jan van Venberghe alias Willens en hem daarvan kwijting geven.

493 1433-12-16.
Schepenen van Leuven oorkonden dat jonker Jan, heer van Wezemaal en erfmaarschalk van Brabant, Raes van Graven, heer van Heverlee en erfkamerling van Brabant, burgemeesters en gezworen raden van Leuven, scheidslieden in het geschil tussen heer Baudewijn van Forneyez, meester van het godshuis van Postel, en een groot deel van de goede lieden van Bladel over goederen en heide, geheten de Elmpt, uitspraak gedaan hebben. De Elmpt ligt in zuidoostelijke richting en strekt zich uit van de paal geheten Den Beyer tot de paal Gheestenvoirt. Daartussen staan nog drie andere palen. Aan de andere zijde ligt de Elmpt van Bladel in noord-westelijke richting. Die van Bladel hebben geen recht op de Brant, maar krijgen dit voor 23 jaar van het godshuis in huur samen met een stuk hei, dat loopt van Strabellen Veken tot Jan Cops Coeye en vandaar verder naar Tgreefken tot aan de paal van Middelbleeck om er hun runderen in te drijven en de hei te maaien, maar er geen turf te steken. De meester van Casteren zal het op dezelfde wijze mogen gebruiken. Met enkele afspraken over een eventuele uitgifte van de gemeint.

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Inleiding

Regesten

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Printen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

493

1433-12-16.
Schepenen van Leuven oorkonden dat jonker Jan, heer van Wezemaal en erfmaarschalk van Brabant, Raes van Graven, heer van Heverlee en erfkamerling van Brabant, burgemeesters en gezworen raden van Leuven, scheidslieden in het geschil tussen heer Baudewijn van Forneyez, meester van het godshuis van Postel, en een groot deel van de goede lieden van Bladel over goederen en heide, geheten de Elmpt, uitspraak gedaan hebben. De Elmpt ligt in zuidoostelijke richting en strekt zich uit van de paal geheten Den Beyer tot de paal Gheestenvoirt. Daartussen staan nog drie andere palen. Aan de andere zijde ligt de Elmpt van Bladel in noord-westelijke richting. Die van Bladel hebben geen recht op de Brant, maar krijgen dit voor 23 jaar van het godshuis in huur samen met een stuk hei, dat loopt van Strabellen Veken tot Jan Cops Coeye en vandaar verder naar Tgreefken tot aan de paal van Middelbleeck om er hun runderen in te drijven en de hei te maaien, maar er geen turf te steken. De meester van Casteren zal het op dezelfde wijze mogen gebruiken. Met enkele afspraken over een eventuele uitgifte van de gemeint.

Ontwikkelingsstadium:

origineel inv.nr. Bladel_29; authentiek afschrift inv.nr. Bladel_30

Beschrijving zegel:

met de schepenzegels van Joes Absoloens, Jacob uuten Heinyngen en Arnt Bone, en het gehavende schepenzegel van Wouter Witteman

Strabellen Veken: Welvaarts las Strabellen Beken en meende ten onrechte dat dit een waterloop was.

Zie ook: