Johannes geheten Leu, investiet van Bladel, verklaart dat hij in de hof Versele (Vorsel) van het huis van Postel in zijn parochie de Laatste Sacramenten toegediend heeft aan Theodericus Spikerman en diens testament genoteerd heeft. Theodericus schenkt aan het huis van de armen van Postel zijn goed in Casteren met toebehoren, op voorwaarde dat zijn bastaard die woont bij de Heuvel (Mons) van Bladel gedurende zijn leven er een roggepacht uit krijgt, tenzij hij als een verloren zoon leeft. Leeft hij eerzaam dan vraagt hij aan Postel hem op te nemen als een buitenknecht. Bovendien schenkt hij aan de provisor van Postel geld uit zijn roerende goederen in zijn huis in Casteren of in Netersel, aan de ondermeester van Postel geld, aan zijn broer Henricus Spikerman een roggepacht in Hoogeloon bij Hapert, aan het armenhuis van Postel een roggepacht in Bladel, aan de rector van Bladel 4 pond Bosch geld, aan de minderbroeders en de predikheren van 's-Hertogenbosch ieder 40 schelling Bosch geld voor het jaargetijde van zijn vader en moeder, aan ieder van de heren en priesters in Postel en aan ieder van de priesters in hun vigilie en hun mis geld, en aan de kerken van Postel, Bladel, Casteren en Ravels ieder een kaars. Als executeur testamentair wijst hij frater Johannes de Poele aan, aan wie hij bovendien een kist ('scrinium') en alle roerende goederen (of meubels) gaf in zijn kamer in de hof van Vorsel met verplichting ook zijn schulden te betalen. Gedaan in de hof van Vorsel in de kamer van de testator met als getuigen Wilhelmus Baeten de Arendonc, Marcelius Deschelmans en Danyel Arnoldi zoon van Jute.
Johannes geheten Leu, investiet van Bladel, verklaart dat hij in de hof Versele (Vorsel) van het huis van Postel in zijn parochie de Laatste Sacramenten toegediend heeft aan Theodericus Spikerman en diens testament genoteerd heeft. Theodericus schenkt aan het huis van de armen van Postel zijn goed in Casteren met toebehoren, op voorwaarde dat zijn bastaard die woont bij de Heuvel (Mons) van Bladel gedurende zijn leven er een roggepacht uit krijgt, tenzij hij als een verloren zoon leeft. Leeft hij eerzaam dan vraagt hij aan Postel hem op te nemen als een buitenknecht. Bovendien schenkt hij aan de provisor van Postel geld uit zijn roerende goederen in zijn huis in Casteren of in Netersel, aan de ondermeester van Postel geld, aan zijn broer Henricus Spikerman een roggepacht in Hoogeloon bij Hapert, aan het armenhuis van Postel een roggepacht in Bladel, aan de rector van Bladel 4 pond Bosch geld, aan de minderbroeders en de predikheren van 's-Hertogenbosch ieder 40 schelling Bosch geld voor het jaargetijde van zijn vader en moeder, aan ieder van de heren en priesters in Postel en aan ieder van de priesters in hun vigilie en hun mis geld, en aan de kerken van Postel, Bladel, Casteren en Ravels ieder een kaars. Als executeur testamentair wijst hij frater Johannes de Poele aan, aan wie hij bovendien een kist ('scrinium') en alle roerende goederen (of meubels) gaf in zijn kamer in de hof van Vorsel met verplichting ook zijn schulden te betalen. Gedaan in de hof van Vorsel in de kamer van de testator met als getuigen Wilhelmus Baeten de Arendonc, Marcelius Deschelmans en Danyel Arnoldi zoon van Jute.