Notaris Walterus Bellairt, priester van Kamerijk, instrumenteert dat Wilhelmus, eerstgeboren zoon van Wilhelmus van den Spiker, en zijn broer Arnoldus verklaarden geen recht te hebben in een hoeve van Theodiricus van den Spiker in Kerkcasteren. Ze keuren het testament van Theodiricus goed. Ze erkennen aan Bartholomeus Willen, zijn zoon Martinus Willen en Johannes, zoon van Hubertus Back, hun rechten. Gedaan in Bergeijk in het woonhuis van Bartholomeus voorschreven, met als getuigen frater Johannes de Rethi, ondermeester van Postel, Jordanus Brant de Boextel, Johannes, zoon van Wilhelmus van den Spiker voorschreven, Michael, zoon van Bartholomeus voorschreven, en Johannes, zoon van Walterus Osken.
Notaris Walterus Bellairt, priester van Kamerijk, instrumenteert dat Wilhelmus, eerstgeboren zoon van Wilhelmus van den Spiker, en zijn broer Arnoldus verklaarden geen recht te hebben in een hoeve van Theodiricus van den Spiker in Kerkcasteren. Ze keuren het testament van Theodiricus goed. Ze erkennen aan Bartholomeus Willen, zijn zoon Martinus Willen en Johannes, zoon van Hubertus Back, hun rechten. Gedaan in Bergeijk in het woonhuis van Bartholomeus voorschreven, met als getuigen frater Johannes de Rethi, ondermeester van Postel, Jordanus Brant de Boextel, Johannes, zoon van Wilhelmus van den Spiker voorschreven, Michael, zoon van Bartholomeus voorschreven, en Johannes, zoon van Walterus Osken.