Schepenen van Eersel oorkonden dat Godert Jan Yden der Sentinnen soens soen schuldig was aan broeder Jan van Rethie, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 5 lopen rogge uit een gelag met erop staand huis en toebehoren in Eersel.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Godert Jan Yden der Sentinnen soens soen schuldig was aan broeder Jan van Rethie, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 5 lopen rogge uit een gelag met erop staand huis en toebehoren in Eersel.