Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric van Eycke schuldig is aan heer Lucaes van Eyck, provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 11 mud rogge uit goederen in Eersel, te weten uit een beemd geheten Die Schoet, uit een bocht geheten Die Proefsthof, uit een heiveld geheten Die Bruele aan de gemeint, uit nog een stuk land, uit een stuk land geheten Die Mortelacker, uit een stuk land geheten Die Sneproede, uit een stuk land bij de oude hoeve, uit nog een stuk land en met als extra onderpanden goederen van genoemde Henric en zijn vrouw Aleyt.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric van Eycke schuldig is aan heer Lucaes van Eyck, provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 11 mud rogge uit goederen in Eersel, te weten uit een beemd geheten Die Schoet, uit een bocht geheten Die Proefsthof, uit een heiveld geheten Die Bruele aan de gemeint, uit nog een stuk land, uit een stuk land geheten Die Mortelacker, uit een stuk land geheten Die Sneproede, uit een stuk land bij de oude hoeve, uit nog een stuk land en met als extra onderpanden goederen van genoemde Henric en zijn vrouw Aleyt.