Notaris Johannes Yde Fermentatricis, clericus van Luik, instrumenteert dat Arnoldus Wischaert senior zijn testament gemaakt heeft, waarbij hij geld of goederen legateert aan Sint-Lambertus van Luik; aan instellingen en personen in Geertruidenberg, te weten de kerk, de Heilige Geest, heer Godefridus, investiet, zijn biechtvader heer Theodericus, scholaster, heer Lambertus geheten Pruic (of Pruit), de overige priesters, Willelmus geheten Valke, koster, het gasthuis en de franciscanessen; aan Johannes Yde Fermentatricis, clericus; in Breda aan het gasthuis en de monialen; in Raamsdonk aan de kerk en de investiet; in Waspik, Kapelle en Drimmelen aan de kerk en de rector; aan heer Heimricus, zoon van Eraerdus; aan Bela, dochter van Sigerus, zijn nicht, moniale in Breda, onder voorwaarde. Hij schenkt jaarlijkse renten die zijn zoon Willelmus geheten Wischaert in Geertruidenberg bezit, onder voorwaarden aan het convent of claustrum in Postel. Daar sticht hij een altaar met dienstdoend priester. Ten slotte treft hij regelingen omtrent zijn begrafenis en de uitvoering van zijn testament via zijn vrouw en zoons. Gedaan in het woonhuis van de testator met als getuigen Theodericus, scholaster, en Lambertus Pruic (of Pruit), priesters, en Nycolaus Engelberti de Lecke. Beide priesters en Arnoldus en Johannes Wischaert bezegelen het testament.
Notaris Johannes Yde Fermentatricis, clericus van Luik, instrumenteert dat Arnoldus Wischaert senior zijn testament gemaakt heeft, waarbij hij geld of goederen legateert aan Sint-Lambertus van Luik; aan instellingen en personen in Geertruidenberg, te weten de kerk, de Heilige Geest, heer Godefridus, investiet, zijn biechtvader heer Theodericus, scholaster, heer Lambertus geheten Pruic (of Pruit), de overige priesters, Willelmus geheten Valke, koster, het gasthuis en de franciscanessen; aan Johannes Yde Fermentatricis, clericus; in Breda aan het gasthuis en de monialen; in Raamsdonk aan de kerk en de investiet; in Waspik, Kapelle en Drimmelen aan de kerk en de rector; aan heer Heimricus, zoon van Eraerdus; aan Bela, dochter van Sigerus, zijn nicht, moniale in Breda, onder voorwaarde. Hij schenkt jaarlijkse renten die zijn zoon Willelmus geheten Wischaert in Geertruidenberg bezit, onder voorwaarden aan het convent of claustrum in Postel. Daar sticht hij een altaar met dienstdoend priester. Ten slotte treft hij regelingen omtrent zijn begrafenis en de uitvoering van zijn testament via zijn vrouw en zoons. Gedaan in het woonhuis van de testator met als getuigen Theodericus, scholaster, en Lambertus Pruic (of Pruit), priesters, en Nycolaus Engelberti de Lecke. Beide priesters en Arnoldus en Johannes Wischaert bezegelen het testament.