Peregrinus geheten Lodderken en zijn vrouw Aeleidis, burgers van 's-Hertogenbosch, verklaren dat ze geschonken hebben aan het klooster van Postel al hun goed in Gennep bij Woensel, zowel de molen, landbouwgrond, bossen en broek, en wel de twee delen die hun toebehoren, met als getuigen de schepenen van 's-Hertogenbosch, de schout Henricus en diegene wier namen als getuigenis van de schepenen geschreven worden: Giselbertus de Coudenberghe, Hugonoy, Godescalcus de Hynen, Henricus Coman, Johannes de Bruccella, Thomas, zoon van Matheus, Gosuinus Cocus en Walterus Knodonis.
Peregrinus geheten Lodderken en zijn vrouw Aeleidis, burgers van 's-Hertogenbosch, verklaren dat ze geschonken hebben aan het klooster van Postel al hun goed in Gennep bij Woensel, zowel de molen, landbouwgrond, bossen en broek, en wel de twee delen die hun toebehoren, met als getuigen de schepenen van 's-Hertogenbosch, de schout Henricus en diegene wier namen als getuigenis van de schepenen geschreven worden: Giselbertus de Coudenberghe, Hugonoy, Godescalcus de Hynen, Henricus Coman, Johannes de Bruccella, Thomas, zoon van Matheus, Gosuinus Cocus en Walterus Knodonis.