Frater Johannes de Orpio, kanunnik van het klooster van Floreffe van de orde van Prémontré, provisor van het huis van Postel, heeft in erfpacht gegeven aan Willelmus geheten Vos de Molendino de hoeve van het huis van Postel, gelegen in Gennep (bij Woensel), de molen daar en alle gebouwen, rechten en toebehoren daar, behalve de tiend van Aalst, voor 25 mud rogge, op de hoeve van Gennep te leveren, met als onderpanden een erfpacht van 12 mud rogge uit goed in Blaarthem bij een plaats geheten Voert, afhangend van de hertog van Brabant, de priesters van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch en Lucas de Erpe en de zonen van Franco geheten Herinc. Met als borgen Godefridus geheten Bierken de Zeelst, Wolterus geheten Vos, Godefridus zoon van Willelmus Vos, Rutgherus en Petrus, zonen van Willelmus Vos. Willemus moet de lasten op genoemde goederen voor het huis van Postel betalen. Hij moet de gebouwen van de hoeve en de molen, de waterlopen, de dijken en de arken ('archae') in Gennep op eigen kosten onderhouden. Met als getuigen Everardus Faber, Wolterus Wolteri, Arnoldus geheten Keyser, Wilhelmus zoon van Rodolphus, en Johannes geheten Haze, schepenen van Eindhoven.
Frater Johannes de Orpio, kanunnik van het klooster van Floreffe van de orde van Prémontré, provisor van het huis van Postel, heeft in erfpacht gegeven aan Willelmus geheten Vos de Molendino de hoeve van het huis van Postel, gelegen in Gennep (bij Woensel), de molen daar en alle gebouwen, rechten en toebehoren daar, behalve de tiend van Aalst, voor 25 mud rogge, op de hoeve van Gennep te leveren, met als onderpanden een erfpacht van 12 mud rogge uit goed in Blaarthem bij een plaats geheten Voert, afhangend van de hertog van Brabant, de priesters van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch en Lucas de Erpe en de zonen van Franco geheten Herinc. Met als borgen Godefridus geheten Bierken de Zeelst, Wolterus geheten Vos, Godefridus zoon van Willelmus Vos, Rutgherus en Petrus, zonen van Willelmus Vos. Willemus moet de lasten op genoemde goederen voor het huis van Postel betalen. Hij moet de gebouwen van de hoeve en de molen, de waterlopen, de dijken en de arken ('archae') in Gennep op eigen kosten onderhouden. Met als getuigen Everardus Faber, Wolterus Wolteri, Arnoldus geheten Keyser, Wilhelmus zoon van Rodolphus, en Johannes geheten Haze, schepenen van Eindhoven.