Schepenen van Eersel oorkonden dat Herman Yden zoen van Bladele overgedragen heeft aan broeder Jan geheten van den Poele, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van een halve mud rogge uit een stuk beemd, gelegen in Hapert aan een hof van het godshuis van Tongerlo met een eind aan een halve waterlaat, en uit een stukje beemd aan de andere kant van deze waterlaat, liggend vanaf een paal die staat tussen goed van Jan Jhans zoen van Haperde en genoemd stukje beemd aan een hangend 'eycsken' tot een andere paal die staat tussen goed van Jan Jhans zoen van Haperde en goed van het godshuis van Tongerlo aan het bakhuis dat tot het goed van Tongerlo hoort.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Herman Yden zoen van Bladele overgedragen heeft aan broeder Jan geheten van den Poele, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van een halve mud rogge uit een stuk beemd, gelegen in Hapert aan een hof van het godshuis van Tongerlo met een eind aan een halve waterlaat, en uit een stukje beemd aan de andere kant van deze waterlaat, liggend vanaf een paal die staat tussen goed van Jan Jhans zoen van Haperde en genoemd stukje beemd aan een hangend 'eycsken' tot een andere paal die staat tussen goed van Jan Jhans zoen van Haperde en goed van het godshuis van Tongerlo aan het bakhuis dat tot het goed van Tongerlo hoort.