Radulphus, aartsdiaken van de kerk van Sint-Lambertus in Luik, oorkondt dat hij aan heer Johannes, abt van Floreffe, het recht geeft om voor de kerk van Lagemierde, waarvan de voorganger van de abt het patronaatsrecht gekregen had, een van zijn kanunniken die op de hof van Postel woont voor te dragen. Met als getuigen Walterus, deken, abt en aartsdiaken van de Grote Kerk in Luik, Liebertus, proost (van Sint-Martinus), Heinricus, proost van Fosse, Helyas de Bullione, Rogerus de Ablen, Willelmus de Hops, Milo, keldermeester, kanunnik van Sint-Lambertus. De abt geeft aan Radolphus een officium plenum, zoals voor een kanunnik van zijn klooster.
Radulphus, aartsdiaken van de kerk van Sint-Lambertus in Luik, oorkondt dat hij aan heer Johannes, abt van Floreffe, het recht geeft om voor de kerk van Lagemierde, waarvan de voorganger van de abt het patronaatsrecht gekregen had, een van zijn kanunniken die op de hof van Postel woont voor te dragen. Met als getuigen Walterus, deken, abt en aartsdiaken van de Grote Kerk in Luik, Liebertus, proost (van Sint-Martinus), Heinricus, proost van Fosse, Helyas de Bullione, Rogerus de Ablen, Willelmus de Hops, Milo, keldermeester, kanunnik van Sint-Lambertus. De abt geeft aan Radolphus een officium plenum, zoals voor een kanunnik van zijn klooster.