Jacop, graaf van Horne, heer van Altena, doet uitspraak in het geschil tussen Thews Calienbaert die beweert erfgenaam te zijn van heer Heynrich van Schakenberghe, ridder, en het godshuis van Postel. Thews maakt aanspraak op alle tienden van Someren, de windmolen en vier hoeven daar. Uit onderzoek blijkt Postel de tienden al 212 jaar of langer, het maalrecht van Someren en Lierop al 182 jaar en de hoeven al 190 jaar in gebruik te hebben. Dit vonnis bekrachtigt dit bezit. Met als getuigen Johan van Goir, zijn drossaard, Godert van Vlodrop, heer van Leuth, Gherart Haeck van Thoren, Herman van Bettenkoven, zijn stadhouder, Henrich van Baexem en vele anderen.
Jacop, graaf van Horne, heer van Altena, doet uitspraak in het geschil tussen Thews Calienbaert die beweert erfgenaam te zijn van heer Heynrich van Schakenberghe, ridder, en het godshuis van Postel. Thews maakt aanspraak op alle tienden van Someren, de windmolen en vier hoeven daar. Uit onderzoek blijkt Postel de tienden al 212 jaar of langer, het maalrecht van Someren en Lierop al 182 jaar en de hoeven al 190 jaar in gebruik te hebben. Dit vonnis bekrachtigt dit bezit. Met als getuigen Johan van Goir, zijn drossaard, Godert van Vlodrop, heer van Leuth, Gherart Haeck van Thoren, Herman van Bettenkoven, zijn stadhouder, Henrich van Baexem en vele anderen.