Johanna, hertogin van Brabant, oorkondt dat zij, aangezien Johannes, hertog van Brabant, de schenking van wijlen heer Fastrardus, ridder, van Uutwyke, eerste fundator van het huis van Postel, de schenking van het allodium van het dorp Reusel met toebehoren bekrachtigd heeft en erkend heeft dat dat allodium tot het huis van Postel behoort, op verzoek van de meester van dat huis de palen ervan bevestigd heeft, namelijk Oevensfoert en vandaar tot Litsfoert, vandaar 'alle die Ramen op' tot Berscot, vandaar tot Middebleke, vandaar tot Ghenekensfoert, vandaar tot het eind van de Zwarte Wijer (Zwartven) in de richting van Wedebosch en verder tot aan Ribosch, vandaar tot Boevenpoet, vandaar tot Sconegras, vandaar tot aan Gerards Horst, vandaar tot aan Wolfhole, vandaar rechtstreeks op Ghenen Scomhorst, vandaar op de daar geplaatste palen tot aan de paal gestoken in Drincvenne, vandaar tot Ridderkensvenne, vandaar tot de eerste paal geheten Oevensfoert. Ze bekrachtigt dit allodium met afpalingen en een straf van 20 schelling op overtredingen inzake inscharen van vee of schapen, maaien van heide en plaggen of uitgraven van turf. Gegeven te Brussel.
Johanna, hertogin van Brabant, oorkondt dat zij, aangezien Johannes, hertog van Brabant, de schenking van wijlen heer Fastrardus, ridder, van Uutwyke, eerste fundator van het huis van Postel, de schenking van het allodium van het dorp Reusel met toebehoren bekrachtigd heeft en erkend heeft dat dat allodium tot het huis van Postel behoort, op verzoek van de meester van dat huis de palen ervan bevestigd heeft, namelijk Oevensfoert en vandaar tot Litsfoert, vandaar 'alle die Ramen op' tot Berscot, vandaar tot Middebleke, vandaar tot Ghenekensfoert, vandaar tot het eind van de Zwarte Wijer (Zwartven) in de richting van Wedebosch en verder tot aan Ribosch, vandaar tot Boevenpoet, vandaar tot Sconegras, vandaar tot aan Gerards Horst, vandaar tot aan Wolfhole, vandaar rechtstreeks op Ghenen Scomhorst, vandaar op de daar geplaatste palen tot aan de paal gestoken in Drincvenne, vandaar tot Ridderkensvenne, vandaar tot de eerste paal geheten Oevensfoert. Ze bekrachtigt dit allodium met afpalingen en een straf van 20 schelling op overtredingen inzake inscharen van vee of schapen, maaien van heide en plaggen of uitgraven van turf. Gegeven te Brussel.