Schepenen van Oerle verklaren dat Rutgher van den Dijc, Wouter van den Dijc en Maes Comans van Knechsel als schepenen verklaard hebben dat Jan die Keteleer Jans Mersmans soen van Eyc te Oerle getuigde dat het godshuis van Postel het goed te Venbergen met de molen en toebehoren meer dan negentig jaar als eigendom gebruikt heeft; en dat Elyaes Eelmans soen van Eyk hetzelfde getuigde voor 80 jaar en langer; en dat Willem van Maerven, als man van de hertog van Brabant, en Jan geheten Bruyninc van Wedaert hetzelfde getuigden voor 65 jaar en langer.
Schepenen van Oerle verklaren dat Rutgher van den Dijc, Wouter van den Dijc en Maes Comans van Knechsel als schepenen verklaard hebben dat Jan die Keteleer Jans Mersmans soen van Eyc te Oerle getuigde dat het godshuis van Postel het goed te Venbergen met de molen en toebehoren meer dan negentig jaar als eigendom gebruikt heeft; en dat Elyaes Eelmans soen van Eyk hetzelfde getuigde voor 80 jaar en langer; en dat Willem van Maerven, als man van de hertog van Brabant, en Jan geheten Bruyninc van Wedaert hetzelfde getuigden voor 65 jaar en langer.