Regesten

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Printen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Inleiding

Geschiedenis

Verantwoording van de inventarisatie

Aanwijzingen voor het gebruik

Regesten

1 1155.
Henricus II, bisschop van Luik, oorkondt dat ten overstaan van hem de vrije man Gerardus de Werd de helft van de kerk en de tiende van Lierop en dat Godefridus de Orbec drie hoeven van zijn allodium in Lierop hebben overgedragen aan de abdij van Floreffe. Het vierde deel van een van deze hoeven ligt in Stiphout. Met als getuigen Bruno en Reinerus, aartsdiakens, Benedictus, Gozuinus, Sigerus, Stephanus, Winandus, Cono en vele anderen.

2 <1173> (?).
Opgave van de schenkingen aan het godshuis van Postel gedaan.

3 [circa 1200-1217].
Johannes in Husden oorkondt dat hij om het zielheil van zichzelf en al zijn voorouders toestaat dat het klooster van Floreffe in heel zijn land en alles wat hij in zijn macht heeft, vrij is van tol, in ruil waarvoor het klooster hem de volledige broederschap en deelname aan het gebed beloofd heeft.

4 1201.
Radulphus, aartsdiaken van de kerk van Sint-Lambertus in Luik, oorkondt dat hij aan heer Johannes, abt van Floreffe, het recht geeft om voor de kerk van Lagemierde, waarvan de voorganger van de abt het patronaatsrecht gekregen had, een van zijn kanunniken die op de hof van Postel woont voor te dragen. Met als getuigen Walterus, deken, abt en aartsdiaken van de Grote Kerk in Luik, Liebertus, proost (van Sint-Martinus), Heinricus, proost van Fosse, Helyas de Bullione, Rogerus de Ablen, Willelmus de Hops, Milo, keldermeester, kanunnik van Sint-Lambertus. De abt geeft aan Radolphus een officium plenum, zoals voor een kanunnik van zijn klooster.

5 [kort voor 1206].
B., proost van Tiel, en de overige kanunniken van die kerk oorkonden dat ze een hoeve in Reusel gegeven hebben aan het klooster van Postel op voorwaarde dat het klooster hun een cijns betaalt die Winandus Vulpes vroeger betaalde. Winandus deed afstand van zijn rechten op de hoeve, en Balduinus de Richstelle en meester Godefridus namen de hoeve aan ten behoeve van het klooster en maakten hen deelgenoot van de weldoeners. Met als getuigen Rutgerus, Heinricus, Heinricus, Amandus, Reinerus, Alexander, Jacobus en Rodolfus, kanunniken; Godefridus, schout, Wilhelmus Rufus, Theodericus de Gruter, Albero zoon van Siburgis, leken. De cijns die het huis van Postel aan het kapittel van Tiel moet betalen, zal Winandus, zolang hij op die goederen woont, aan het klooster terugbetalen.

6 1207.
Otto, graaf van Gelre, verleent met toestemming van zijn vrouw Richardis en zijn erfgenamen Gerardus en Otto, proost van Xanten, en Lodewicus aan het klooster van de heilige Maria in Floreffe en aan het klooster van Postel tolvrijheid te land en te water in zijn hele gebied, Arnhem en Zutphen voor wat betreft hun eigen goederen. Met als getuigen Henricus, graaf van Dalem, Henricus de Burglo, Willelmus de Bronchorst, Henricus de Monte, Theodericus, broer van de graaf, Helmwicus Felix, Arnoldus dapifer, Conradus pincerna, Conradus de Insula.

7 1215.
Henricus, hertog van Brabant, oorkondt dat Johannes de Blade de molen van Uulsuinch (Wolfswinkel) die hij van hem in leen had, verkocht heeft aan frater Walterus, procurator van het huis van Postel, met alle toebehoren voor 9 mark Keuls. Daarna kwam frater Walterus met frater Godefridus en andere fraters naar de hertog in Oisterwijk met de vraag hun de molen met toebehorend allodium te schenken, waarna Johannes er afstand van deed en de hertog dit schonk aan de fraters. Met als getuigen Gerardus ridder van Gorle, frater Godefridus, vroeger magister in Postel, en frater Walterus, door wiens hand dit gemaakt is, en anderen.

8 1216.
Appolonius, kanunnik van de kerk van Oirschot, verklaart aan de broeders van de kerk van de heilige Maagd in Postel dat ze jaarlijks een cijns van 8 penning Keuls en het vierde deel van de grote en kleine tiend in Casteren mogen hebben voor de verkooprijs van 6 mark en 6 schelling en een jaarlijkse rente van 29 penning Luiks, met als getuigen Constantinus, Lodowicus, Gozwinus, Theodericus en anderen.

9 1219.
Hildegundis de Bladele verklaart samen met haar drie zoons Theodericus, Walterus en Gerardus en haar dochter Beatrix dat ze haar geschil met het klooster van Postel over land in Bladel opgaf en er afstand van deed ten behoeve van dit klooster, in aanwezigheid en met toestemming van de kerk van Oirschot, van welke kerk dit leenroerig was. Met als getuigen Balduinus, heer van Vught, Agnes zijn moeder en vrouwe van Stapelen, Iutta en Petronilla en kanunniken van de kerk Gozuinus, Hugo en Theodericus en de pastoor (parrochianus) Walterus en anderen.

10 1219-05-17 – Diest.
H[endrik I], hertog van Brabant, oorkondt dat het geschil tussen de broeders van Postel en Guntrannus, gewezen inwoner (burgensis) van Zichem (Zihghen, Sichen), beëindigd is doordat deze laatste in tegenwoordigheid van schout en schepenen heeft afgezien van al zijn aanspraken.

11 1219-06.
Henricus, hertog van Brabant, oorkondt dat hij, in het geschil tussen de fraters van Postel over de molen van Uulsuind (Wolfswinkel) en Windandus de Lohoven over een bij die molen liggende wei, opdracht gegeven heeft aan Henricus, zijn schout van Arendonk, twaalf wijze mannen uit die omgeving hierover getuigenis te laten afleggen, welke verklaarden dat de molen altijd moet malen als hij water en graan kan hebben. Met als getuigen Henricus, oudste zoon van de hertog, Henricus, schout in Arendonk, Walterus Farreman, Symon en Henricus, schepenen van Arendonk, Theodericus, Henricus, Engelbertus de Hulsele, Henricus en Johannes zijn zoon de Netrusel, Henricus en Marsilius de Kirckasterle, Theodericus, molenaar, Theodericus de Hapert.

12 1222.
Theodericus, heer van Aldengoor, oorkondt geschonken te hebben aan het huis van Postel 12 penning Keuls, die het huis hem schuldig is uit de plaats van de molen van Uersele (Vorsel). Bezegeld door heer Theodericus de Altena, de abt van Floreffe en de kerk van Oirschot. Met als getuigen de kanunniken van Oirschot Daniel, Gosuinus en Theodericus en de heren Egidius Bertoht, Gislebertus de Tilborhf, Daniel de Uute en anderen.

13 1223.
Theodericus, heer van Altena, oorkondt dat hij om het zielenheid van zichzelf, zijn vader, moeder en voorouders geschonken heeft aan het klooster van Postel land van zijn allodium te Vrone Mierde, zoals aangewezen door Gislebertus zoon van Balduinus de Mirde.

14 [1223-12-25 - 1224-03-02].
Hugo, bisschop van Luik, oorkondt dat Henricus de Sumren de tiende in Someren die hij in leen bezat van de koster van Sint-Lambertus in Luik en wilde schenken aan de abdij van Floreffe, overdroeg in handen van de bisschop, die deze schonk aan abt en convent van Floreffe ten behoeve van de broeders en zusters die in Postel wonen, op voorwaarde dat de provisor van de hof van Postel als erkenning van het leen jaarlijks aan de koster 7 mark Keuls min 20 penning betaalt.

15 1224.
Theodericus, heer van Altena, oorkondt dat hij om het zielenheil van zichzelf en zijn voorouders geschonken heeft aan het huis van Postel een halve mark Keuls en de helft van een keurmede die toebehoort aan de kerk van Mierde om daarmee twee godslampen te laten branden in deze kerk, een voor het Maria-altaar en een voor dat van Sint-Jan apostel en evangelist. De halve mark zal verkregen worden uit de cijns van de hoeven die Mirde genoemd worden. Met als getuigen Wilelmus en Engelbertus, broers, Egidius Berto, Gislebertus de Tilebort, Daniel de Wcte (of Wtte), Godefridus de Cessenic, Gislebertus de Horst, Theodericus de Gore, Conradus de Hubertinge, Gerardus prior in Postel, Bartolomeus, priester daar, Regoldus kapelaan, Henricus, Marsillius, ridders van Stensele.

16 1227.
Petronella, vrouwe van Herlaar, oorkondt dat zij omwille van het zieleheil van zichzelf en haar voorvaderen aan het huis van Postel en zijn onderhorigen vrijdom van tol en belasting geeft in haar gebied.

17 1227.
Henricus, hertog van Brabant, oorkondt dat Gerardus de Eyke het derde deel van de molen van Venbergen, die hij van de hertog in leen hield, aan hem teruggegeven heeft ten behoeve van de vrouwelijke religieuzen van Postel, aan wie de hertog dit vervolgens schenkt. Gedaan te Turnhout met als getuigen Loduicus de Levedale, Walterus de Pulle, Willelmus de Halle, Gocewinus, schout van Malle, Johannes en Balduinus, makers van dit charter.

18 1228-02.
Warelmus, abt, Lambertus, prior, en het convent van Sint-Jacobus in Luik oorkonden dat ze gegeven hebben aan Arnoldus Stapart een molenplaats in Westerhoven voor 5 schelling en 4 penning Luiks per jaar. Mocht hij de molen niet meer opbouwen, dan is hij toch dit bedrag schuldig. Met als getuigen Johannes, Hermannus, Antonius, Jacobus, Walterus; van de ministerialen van het klooster Balduinus meier, Gerardus, Gerardus, Julianus, Waltersu, Nicholaus de Eira.

19 1228-11-06.
Lambertus, koster en kanunnik van de kerk van Sint-Dionysius in Luik, officiaal van de bisschop van Luik, oorkondt dat ridder Henricus Kirse en zijn vrouw Mabilia de Sumeren afstand gedaan hebben van hun rechten op de tiend en de kerk van Someren en het geschil erover beëindigen in aanwezigheid van de bisschop van Luik, de abt van Cornillon, de proost van Sint-Gereon in Keulen; kanunniken van de dom van Luik: Anselmus de Barbecun, Arnoldus de Hollandria en Henricus de Trecis; en van Sint-Paulus in Luik: deken Otto en scholasticus meester Hugo.

20 1232-06-15.
Th., heer van Altena, oorkondt aan de fraters van het klooster van Postel dat hij zijn goederen in Reusel die Bartholomeus tot nu van hem in leen hield, vrij van leenband aan hen gegeven heeft.

21 1235[-04-06]-1236[-03-29].
Petronilla, vrouwe van Herlaar, oorkondt dat Winricus de Popple, aangezien hij een cijns bezit die het huis van Postel aan hem moest betalen en die leengoed van haar is, deze cijns aan haar heeft teruggegeven ten behoeve van de fraters en zusters van Postel, waarna zij deze cijns met instemming van haar zonen Theodericus en Godefridus aan het klooster van de heilige Maria van Postel geschonken heeft.

22 1238-05-03.
R., koster van Sint-Maarten in Utrecht, oorkondt dat Johannes de Lohove gegeven heeft de halve hoeve die hij in dit dorp bezat, aan het klooster van Postel, zodat het klooster ten behoeve van de koster van Sint-Maarten in Utrecht, een cijns van 10 penning aan de koster moest betalen te Oisterwijk. Gedaan te Utrecht.

23 1240-12.
Het kapittel van Sint-Petrus in Oirschot oorkondt dat zijn cijnsman Godefridus de Sonderwic zijn land in Zonderwijk (Veldhoven), dat hij van het kapittel hield, geschonken heeft aan de kerk van de heilige Maria in Postel, met als getuigen priester Daniel, priester Gosuinus, Th., Ludingus, scholasticus Gwillelmus, en de fraters in Postel Francho en Helias, Theodericus Pouts en anderen.

24 1241-05-28.
Schepenen van Helmond oorkonden dat Renerus geheten Hanegreve, zoon van heer H., ridder, de Someren erkende dat de meester van Postel en het convent van die plaats vrijgescholden waren van een door hen aan hem beloofde kerk en van alle zaken die voorschreven Renerus tegen hen voerde. Bovendien zag Hermannus geheten Freso, broer van Renerus, af van alle zaken die hij tegen hen voerde te Tongerlo.

25 1242-03.
Maria, vroeger keizerin, oorkondt dat schepenen van Helmond in haar aanwezigheid gezegd hebben dat die van Lierop in hun aanwezigheid erkend hebben geen rechten te hebben in het bos Asselt. Ze verklaart dit omdat ze dit gehoord heeft.

26 1242-09-09.
M., abt van 's-Hertogenrade, Th., prior, en convent van Hooidonk oorkonden dat ze een tiend die het convent van Hooidonk bezat in Someren en 2 schelling Keuls daar verkocht hebben aan het huis van Postel. Met als getuigen M., abt van 's-Hertogenrade, Th., prior, Egidius, priester, frater Arnoldus, Walterus, Gerardus, Gilbertus, Emundus en Renerus, conversen van Hooidonk, en Iwanus, meester van Postel, en frater Hubertus.

27 1244-01-31.
Maria, vroeger keizerin, verklaart geschonken te hebben aan de uithof van Moorsel en de broeders daar ten behoeve van de abdij van Postel een gemeint in haar rechtsgebied te Lierop met als voorwaarde dat het deel van die gemeint dat ligt tussen Lierop en dat gegeven is aan en afgepaald is door de fraters gemeenschappelijk blijft voor de fraters en de buren.

28 1245-11.
Schout, schepenen, gezworenen en overige burgers van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Gerungus, ridder van Engelen, het derde deel van de tiend van Zonderwijk (Veldhoven) aan prior en convent van Postel verkocht heeft en hun de begeving(?) van de kerk ervan geschonken heeft, met als getuigen de schepenen Wolterus geheten Cnode, Theodericus de Borgelen, Gilbertus de Caldenberch, Gilbertus de Rodeken, Hugo de Brucella en Boldewinus de Gandavo, en proost Theodericus, Gevardus en anderen.

29 1246-03-26.
Otto, deken, en kapittel van Sint-Paulus in Luik en Nicholaus, koster van die kerk, oorkonden, vooral aan Godefridus de Veseme, leerling? (alumpnus) van Walterus, pastoor van Arendonk, zijn eventuele medestanders, en zijn erfgenamen, dat frater Willelmus, prior van Postel, namens het klooster van Floreffe van hen een jaarrente van 10 schelling Luiks ontvangen heeft te Vessem, toebehorend aan de kosterij van deze kerk, en dragen Godefridus cum suis op deze rente te betalen aan het huis van Postel in naam van het klooster van Floreffe.

30 1249-04-21.
Peregrinus geheten Lodderken en zijn vrouw Aeleidis, burgers van 's-Hertogenbosch, verklaren dat ze geschonken hebben aan het klooster van Postel al hun goed in Gennep bij Woensel, zowel de molen, landbouwgrond, bossen en broek, en wel de twee delen die hun toebehoren, met als getuigen de schepenen van 's-Hertogenbosch, de schout Henricus en diegene wier namen als getuigenis van de schepenen geschreven worden: Giselbertus de Coudenberghe, Hugonoy, Godescalcus de Hynen, Henricus Coman, Johannes de Bruccella, Thomas, zoon van Matheus, Gosuinus Cocus en Walterus Knodonis.

31 1249-06-16.
A., abdis en het convent van Locus Imperatricis te Binderen bij Helmond oorkonden dat zij hun tiende te Arendonk ruilen tegen de tiende van Aarle, die de abdij van Floreffe bezat.

32 1249-07-02.
Schout en schepenen van Antwerpen oorkonden dat Ida en haar echtgenoot en voogd Johannes de Dorne te Antwerpen voor hen erkend hebben verkocht te hebben aan de fraters van het huis van Postel het derde deel van de tiend van Oerle.

33 1249-07-09.
De landdeken van Antwerpen laat weten aan H., elect van Luik, dat Berta de Orle de helft van het patronaatsrecht dat ze in de kerk van Oerle bezat, aan hem heeft overgedragen als geschenk aan het klooster van Floreffe en zijn uithof van Postel voor het zielenheil van haar en haar voorvaderen. Haar dochter Yda en diens echtgenoot Johannes stemmen hiermee in. Bovendien hebben genoemde Johannes en Yda bevestigd het derde deel van de tiend van Oerle, dat hun als geschenk gegeven was, voor ongeveer 100 mark aan het klooster van Floreffe verkocht te hebben en er voor schepenen van Oerle afstand van gedaan te hebben. Met als getuigen frater H., priester en kanunnik van Floreffe en prior van Postel, frater Helias, priester Salamon, Marcelium en Sammuele.

34 1250-04-28.
Henricus, elect van Luik, oorkondt aan de landdeken van Hilvarenbeek, dat Godefridus geheten Curteribbe en zijn erfgenamen, die het patronaatsrecht in de kerk van Oerle geschonken hadden aan het klooster en convent van Floreffe en twee delen van de tiend van Oerle eraan verkocht hadden en niet naar de elect durfden komen om afstand te doen van deze zaken, dit via de landdeken als plaatsvervanger van de elect kunnen doen.

35 1250-05-10.
W., landdeken van Hilvarenbeek, oorkondt aan H. elect van Luik, dat voor hem in de kerk van Hilvarenbeek G. de Quatribe en J. de Dorne, met bezegeling door de landdeken van Antwerpen en met als getuige J., investiet van Oerle, het patronaatsrecht van Oerle en twee delen van de tiend van Oerle aan hem hebben afgestaan ten behoeve van het klooster van Floreffe en zijn uithof van Postel, terwijl ze het derde deel van de tiende aan de investiet laten. Met als getuigen meester W., deken van Sint-Martinus in Luik, Walterus de Hosterroth, Henricus de Pople, Johannes de Horle priester en rector van de school in Hilvarenbeek, allen clerici, W. de Bascoth, ridder en vele leken.

36 1251-09-[9-15].
Henricus, elect van Luik, oorkondt dat hij goedkeuring geeft aan de afstand door Godefridus geheten Curtenbe en J. de Dorne aan het klooster van Floreffe van het patronaatsrecht in de kerk van Oerle en twee delen van de tiend van Oerle, terwijl het derde deel bestemd blijft voor de cureit van Oerle.

37 [1253]-10-29.
Wilhelmus, rooms-koning, oorkondt dat hij het huis van Postel in speciale bescherming neemt en geeft hun veilige doorgang door Holland en Zeeland en vergunt hun eenmaal per jaar hun handelswaar langs de tol in Ammers te voeren met vrijstelling tot 10 schelling. Gegeven in Geertruidenberg.

38 1253-11-30.
R., ridder, heer van Heeze, oorkondt dat hij de goederen te Gennep (bij Woensel) die Johannes zoon van Marsilius de Waderde van hem in leen hield en die de prior en fraters van Postel namens abt en convent van Floreffe gekocht hadden, verandert in cijnsgoed. Met medebezegeling door heer W. de Althena en heer Wellinus, schout van 's-Hertogenbosch, en als getuigen heer Wellinus, schout van 's-Hertogenbosch, Thielemannus, schout, en Henricus, meier van Eindhoven, Robertus, Matheus, Henricus Faber, Godefridus de Genepe, Henricus zoon van heer Johannes, Lambertus, Henricus Wlpes, schepenen van Eindhoven, en vele anderen.

39 1254-06-24.
Henricus, hertog van Brabant, oorkondt dat Ingelbertus de Olfghate, ridder, en zijn vrouw Helyana voor zijn schout van 's-Hertogenbosch, schepenen van Eersel en anderen van zijn mannen gekocht hebben ten behoeve van het huis van Postel het hele eigengoed in Oerle van wijlen Johannes, ridder, de Dorne, zijn vrouw Ida, Maria de Molendino en haar kinderen en alle erfgenamen, met een cijns van Gerardus de Schille, op voorwaarde dat Ingelbertus en Helyana, zolang ze leefden de helft van de opbrengst zouden krijgen, te weten 10 pond Leuvens. Bij overlijden van een van hen zou Postel aan het convent van Floreffe 1 mark Keuls betalen voor een pitantie op de dag van zijn jaargetijde, na het overlijden van de ander 2 mark Keuls.

40 1257-09-17.
J., abt van Tongerlo, oorkondt in het geschil tussen de lieden van Hapert en de fraters van Postel over het recht vee te drijven over de weiden van het goed dat vroeger van de heer van Herlaar was. Partijen zijn overeengekomen dat de abdij van Floreffe op de plaats van het broek eenmalig de helft van een dijk maakt ten behoeve van een weg, zodat die van Hapert tussen de sloten en hun afscheidingen, die dan gemaakt zijn, hun vee niet kunnen drijven, maar erbuiten zonder enige tegenspraak. Ze mogen voor het onderhoud van die dijk struiken, planten en bomen van gemiddelde omvang hakken, echter buiten de omheining.

41 1258-06.
H(enricus), elect van Luik, oorkondt dat Gerardus de Eyke, clericus van Luik, geschonken heeft aan het klooster van Postel de tiende van Berkt.

42 1258-08.
Lambertus geheten Sus verklaart voor Walterus geheten Knode en schepenen van 's-Hertogenbosch dat hij aan het klooster van Postel geschonken heeft zijn woonhuis in 's-Hertogenbosch met het hele bouwwerk dat erbij hoort ten behoeve van de fraters van dat klooster. Genoemde fraters gaven aan Lambertus zolang hij leeft het recht erin te verblijven.

43 1259-08.
Eng(elbertus), proost van het domkapittel van Keulen en aartsdiaken van Luik, oorkondt dat hij de schenking van de tiende van Berkt door Petrus de Eyka aan het klooster van Postel goedkeurt.

44 1261-06-19.
Broeder G dictus de Prenthage, commandeur van de Duitse Orde te Luik, en zijn medebroeders aldaar, bekrachtigen de verkoop door broeder Henricus, commandeur van het huis van de Duitse Orde in Gemert (Gemerthe), aan de gemeenschap van Postel van akkerland, een huis en hof te Lommel (Lummele) en Hilvarenbeek (Beke), die het huis van Gemert deels hield van de hertog van Brabant en deels van de voogd van Mol, en beloven de gemeenschap van Postel gedurende jaar en dag te vrijwaren.

45 1262-05.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Jacobus, zoon van Gherungius, hun medeburger, overgedragen heeft aan zijn dochter Helwigis en haar voogd en echtgenoot Conradus al zijn goederen in Casteren die liggen aan de weg van Casteren naar Hoogeloon. Daarna hebben Heilwigis en haar voogd deze goederen overgedragen aan Berta, echtgenoot van genoemde Jacobus, en hun kinderen, met levenslang vruchtgebruik voor Jacobus.

46 1262-10-01.
De kanunniken van de Heilige Petrus in Oirschot oorkonden dat tot afstand van Conradus, wonend in 's-Hertogenbosch, krachtens uitspraak van de cijnsbetalers van de kerk van Oirschot in Casteren, vrouwe Bertha, dochter van Rembodus de Osse, goederen van hen ontvangen heeft tegen een jaarlijkse betaling van 14 penning Luiks.

47 1263-06-25.
Wynricus, heer van Dieteren, edelman, oorkondt dat hij een fertoen die hij jaarlijks als cijns ontving uit goederen in Oerle, geschonken heeft aan het convent van Postel.

48 1268-07-27.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat hun medeburger Luppertus geheten de Vucht en zijn vrouw Wendelmodis hun eigen goed te Gestel, namelijk een hoeve land met toebehoren, geheten Ten Putte, overgedragen hebben aan frater Walterus, prior, en frater Elyas, provisor van het klooster van de heilige Maria in Postel, ten behoeve van dat klooster, in ruil voor een jaarlijkse lijfrente op hun leven van 12 mud rogge en 3 mud gerst, te leveren in 's-Hertogenbosch.

49 1272-10.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat hun medeburger Godescalcus, geheten de Bladele, overgedragen heeft aan zijn zoon Mathyas, kanunnik te Mariënweerd, enkele goederen te Hungercastelre (Hoogcasteren), waarop vroeger Elyas, halfman ('semicultor'), woonde, met instemming van zijn kinderen Johannes, Godescalcus, Henricus en Berta geheten Cleine met haar voogd Petrus geheten de Via Lapidea. Deze goederen waren cijnsplichtig aan de grondheer, abt en convent van Tongerlo.

50 1276-07-27.
Walterus, abt van Floreffe, oorkondt dat hij samen met de hertog van Brabant scheidslieden aanwijst om hun geschil over het patronaatsrecht van de kerken van Rixtel en Helmond te beslechten, te weten frater Gerardus geheten de Nivella, kanunnik van Floreffe, en meester Symon de Geldonia, kanunnik van Leuven. Komen die niet tot overeenstemming dan zal frater Wolfaldus van de Duitse Orde als derde optreden om te beslissen. De abt belooft de clericus Rausinus de Leodio diens geschil hierover met de clericus Godefridus, zoon van Arnoldus geheten Vrint en burger van Helmond, te laten beëindigen. Er moet ook gebruik gemaakt worden van documenten uit het geschil tussen genoemde Rausinus en een zekere Ywanus hierover.

51 1276-07-27.
Johannes, hertog van Brabant, oorkondt dat hij samen de abt van Floreffe scheidslieden aanwijst om hun geschil over het patronaatsrecht van de kerken van Rixtel en Helmond te beslechten, te weten frater Gerardus geheten de Nivella, kanunnik van Floreffe, en meester Simon de Geldonia, kanunnik van Leuven. Komen die niet tot overeenstemming dan zal frater Wolfaldus van de Duitse Orde als derde optreden om te beslissen. De abt belooft de clericus Rausinus de Leodio diens geschil hierover met de clericus Godefridus, zoon van Arnoldus geheten Vrint en burger van Helmond, te laten beëindigen. Er moet ook gebruik gemaakt worden van documenten uit het geschil tussen genoemde Rausinus en een zekere Ywanus hierover.

52 1277[-03-28 en 04-03].
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Ludovicus, zoon van Godescalcus de Bladele, hun medeburger, ermee instemt dat zijn broer Mathias, kanunnik van Mariënweerd na het overlijden van hun vader, een aandeel uit de nalatenschap krijgt, gelijk aan dat van de andere kinderen.

53 1279-06-28.
Schout en schepenen van Lummen (Lummene) oorkonden dat Margareta en Clarissia, zusters, begijnen, na hun dood 10 ponden Leuvens op een huis en hof en een weide in de vrijheid Lummen schenken aan het godshuis van Postel.

54 1279-12-16.
Johannes, hertog van Brabant, oorkondt dat hij de uitspraak van de twee scheidslieden, frater Gerardus geheten de Nivella, kanunnik van Floreffe, en meester Symon de Geldonia, kanunnik van Leuven, in zijn geschil met de abt van Floreffe over het patronaatsrecht van de kerken van Rixtel en Helmond aanvaardt.

55 1280-04-[19-30].
Walterus, abt van Floreffe, oorkondt dat hij van Gossuinus geheten Kenode, kanunnik van Sint-Oedenrode, gekocht heeft voor een jaarlijkse rente van 4 mud rogge een huis en hof en de hele erbij horende hofstad, die van wijlen Godevere del Louei waren, met 11 bunder bouwland, leengoed van de hof van Echternach onder een cijns van 16 penning Keuls, en 1 bunder bouwland, leengoed van de hof van de heer van Herlaar, onder last van een schaap per vier jaar, alles in Bladel, en daar in de buurt 3 bunder wei, leengoed van de hof van de abt van Sint-Truiden onder last van 2 penning Keuls voor de abt, samen met een cijns van 5 hoenen en 4 penning te Arendonk. De 4 mud rogge moet jaarlijks, zolang Gossuinus leeft, geleverd worden aan hem door de provisor van het huis van Postel en in 's-Hertogenbosch afgedragen worden via voertuigen en op kosten van het huis van Postel. Na zijn dood vallen ze toe aan het huis van Postel.

56 1281-01-17.
Johannes Dicbier en Godescalcus de Bladel, schepenen van 's-Hertogenbosch, oorkonden dat Gossuinus, kanunnik van Sint-Oedenrode, afstand gedaan heeft ten behoeve van het convent van het huis van Postel van goederen in Bladel, tevoren van Godefridus geheten de Loue.

57 1281-05-26.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Willelmus, zoon van ridder Godefridus de Herlaer, al zijn recht in de helft van het derde deel van de tiend van Zonderwijk (Veldhoven), die Wolterus geheten Coman van hem in hield, overgedragen had aan Woltherus en dat deze vervolgens dit recht in eigendom verkocht heeft aan de religieuze personen, prior en convent van het huis van Postel en hun het patronaatsrecht van de kerk van Zonderwijk, voor zover het daaraan verbonden was, geschonken heeft. Gedaan te 's-Hertogenbosch.

58 1281-07-01.
De meester van het huis van Postel, enerzijds, en A., investiet of rector van de kerk van Oerle, en de gemeenschap van Oerle anderzijds oorkonden dat ze arbiters benoemd hebben om hun geschil te beslechten over bomen en eikenhout in en rond de sloot rond het kerkhof, over een schuur tussen deze sloot en de kerk en over een cijns. Als arbiters benoemt de abt van Floreffe de investieten van Hapert en Zonderwijk; die van Oerle benoemen de investieten van Aalst en Knegsel. Als die geen uitspraak kunnen doen, wordt het geschil voorgelegd aan de deken van Hilvarenbeek en de investiet van Helvoirt, clericus van aartsdiaken heer G. de Nass(owe).

59 1281-07-07.
Th., heer van Herlaar, en zijn eerstgeboren zoon Arnoldus oorkonden dat de heer van Herlaar met instemming van zijn zoon Arnoldus in eigendom gegeven heeft aan Th., heer van Teede, de goederen in Reusel, die Th. van hem in leen houdt. Met medebezegeling door Gosvinus geheten Cock op verzoek van Arnoldus. Met als getuigen heer Godefridus, plebaan van Gestel, Bald., kapelaan van Herlaar, meester H. de Hosterwic, clericus van de bisschop van Luik, Renerus geheten Snavel, Tylmannus de Monte, H. Blavoet en Godefridus de Molendino.

60 1281-08-13.
Johannes, hertog van Brabant, oorkondt dat hij in eigendom gegeven heeft aan Woltherus geheten Coman een tiend te Zonderwijk (Veldhoven), die Woltherus van hem in leen hield, in ruil waarvoor Woltherus goederen in Blaarthem als leengoed aan hem opdroeg. Gegeven in Turnhout.

61 1281-08-21.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat hun medeburger Henricus geheten Coman een akte van de hertog van Brabant toonde van 1281-08-13, waarna hij de tiend van Zonderwijk (Veldhoven) verkocht aan hun medeburger Godescalcus de Bladel. Gegeven in 's-Hertogenbosch.

62 1281-10-03.
Frater Willelmus, gardiaan van de minderbroeders in 's-Hertogenbosch, Hermannus, plebaan daar, en schepenen daar oorkonden dat hun medeburger Godescalcus de Bladel geschonken heeft aan prior en convent van Postel de tiend te Zonderwijk (Veldhoven), die hij gekocht had van Woltherus geheten Coman.

63 1282-01.
Frater Walterus, abt van Floreffe, oorkondt dat hij de 4 mud rogge die het huis van Postel jaarlijks verschuldigd was aan Gossuinus, geheten Kenode van 's-Hertogenbosch, kanunnik van Sint-Oedenrode, zolang hij leeft, wegens een huis en hof in Bladel en wat erbij hoort, vroeger van Godevere del Louei, op verzoek van de huidige schuldeiser Henricus de Gestelle zal leveren in het huis van Postel. Hij schonk deze 4 mud Bossche maat voor 4 mud maat van Diest, op voorwaarde dat hij de komende zes jaar, als hij in het klooster verblijft, dagelijks 2 kloosterbroden krijgt. Verblijft hij niet in het klooster dan is het klooster hem niets verschuldigd. Als hij na die zes jaar besluit te vertrekken zal het huis van Postel de rogge weer moeten betalen.

64 1282-02-03.
Kanunniken van de kerk van Sint-Petrus in Oirschot oorkonden dat het geschil tussen de abt van Floreffe en de fraters van het huis van Postel enerzijds en Ghiselbertus, zoon van Gosuinus, familiaris van dat huis, anderzijds beslecht is doordat de fraters hem zekerheid geven voor de betaling van 12 pond Leuvens en hem die in de toekomst overdragen, onder toevoeging dat ze hem jaarlijks zolang hij leeft 6 mud rogge geven.

65 1282-04-13.
Schepenen van Helmond oorkonden dat frater Andreas, kanunnik van Floreffe, provisor van Postel, uit naam van abt en convent van Floreffe, heeft overgedragen aan Arnoldus de Escharen, zoon van heer Willelmus de Asten, en aan zijn mede-erfgenamen, zijn broer Willelmus, zijn zuster Aleida en zijn moeder al hun goederen in Asten, tienden, landerijen en cijnsen, met uitzondering van het patronaatsrecht van Asten en de manschap van Houbraken, in ruil voor diens bezittingen in Lierop en Hersel.

66 1282-06-24.
Yseboldus, plebaan van Asten en Lierop, oorkondt dat, in aanwezigheid van Walterus geheten Gudinc, zijn zoon Johannes, Nicholaus, Henricus en Marcilius de Creenstert, Johannes geheten Slikemen, Th. en Gelise, zonen van Walterus Gudins, en Johannes de Ponte, verschenen is Henricus de Nidechghen, wonend in Stipdonk, met vrouw en kinderen, die schonk aan het huis van Postel een beemd in Reusel. Gedaan in het atrium van Lierop. Tevens deed Henricus afstand van iedere aanspraak op Postel.

67 1283-08.
Henricus geheten Hate de Eikelberge en zijn zoon Henricus oorkonden dat ze verkocht hebben aan abten en conventen van Floreffe en Tongerlo voor 25 pond Leuvens een tiende in de parochie Eikelberge (Bergeijk) in Terlo, die genoemde abten en conventen nu bezitten voor 11 penning Leuvens cijns.

68 1283-10-10.
Rutgherus de Rode geheten de Ligno oorkondt dat hij verkocht heeft aan de meester en fraters van het huis van Postel al zijn hoevenaars in Reusel en de cijns die zij hem jaarlijks moeten betalen, en dat hij tegen betaling kwijting geeft aan genoemde prior en fraters van een cijns van 12 penning Leuvens. Op zijn verzoek zegelt het kapittel van Sint-Oedenrode.

69 1284-10-27.
Johannes, hertog van Brabant, oorkondt dat abt en convent van Floreffe een stuk bos in hun allodium bij Wolsewinkel (Wolfswinkel) geruild hebben tegen een stuk bos van Lardies de Bladel, geheten Boel, en de erfgenamen van diens broer Marcilius, leenroerig aan de hertog. Lardies vraagt daarvoor goedkeuring aan de hertog, die het stuk bij Wolsewinkel (Wolfswinkel) tot leengoed maakt en de leenroerigheid voor de religieuzen opheft.

70 1289-01-08 (n.s.).
Jan I, hertog van Brabant, oorkondt dat Nicholaus de Olmele, schildknaap, de tienden van Olmen en een hofstede (domistadium) aldaar, die hij in leen hield van de hertog en aan de abt en convent van Floreffe, ten behoeve van het godshuis van Postel wenste af te staan, aan hem heeft opgedragen, met uitzondering van de kleine tienden van een huis in Olmen, dat hij met zijn familie bewoont en waarvoor hij aan het godshuis van Postel een jaarlijkse erfcijns van een denier Leuvens zal betalen, waarna de hertog met instemming van zijn leenmannen die tienden en de hofstede overdraagt aan het godshuis van Postel voor 12 denieren klein Leuvens per jaar.

71 1289-03-25 (n.s.).
Johannes [IV van Vlaanderen], bisschop van Luik, oorkondt dat voor hem verschenen zijn Nicholaus de Olmele, schildknaap, en broeder Johannes, provisor van het godshuis in Postel en verklaarden dat Nicholaus de tienden en het patronaatsrecht van Olmen geschonken heeft aan de abt en het convent van Floreffe, ten behoeve van het godshuis van Postel, en dat hij nu die schenking goedkeurt.

72 1289-07-31.
Schepenen van Diest oorkonden dat tegenover hen en Arnoldus de Loe, schout van Diest, Arnoldus Zeelmakere en zijn vrouw Elizabet, dochter van wijlen Franco Pedis, verkocht hebben aan Henricus de Bennevorde een erfcijns van vijf schellingen klein Leuvens per jaar op het huis van Beatrix, weduwe van Henricus, zoon van wijlen Michael de Beylar, en haar kinderen, gelegen in de Beverstrata naar de dries, naast het huis van Henricus dictus Meesterken, bakker.

73 1290-03-28.
Ridder Wilhelmus, heer van Boxtel, en zijn broer, de clericus Jacobus, ookonden aan de bisschop van Luik en aan G. de Nassou, aartsdiaken van Luik, dat ze Nicholaus geheten Paiem en Johannes, claviger van het hof van Luik, gemachtigd hebben om het patronaatsrecht dat ze bezitten in de kerk van Zonderwijk (Veldhoven) over te dragen, te weten: voor Wilhelmus om het over te dragen aan de bisschop ten behoeve van abt en convent van Floreffe; voor Jacobus om afstand te doen van zijn eventueel recht in deze kerk wegens een voordracht, die zijn broer Wilhelmus voor hem ten behoeve van deze kerk gedaan heeft en om het geschil dat hij hierover heeft ten overstaan van de aartsdiaken te beëindigen.

74 1290-03-28.
Wilhelmus, heer van Boxtel, oorkondt dat hij alle rechten die hij meende te hebben in het patronaatsrecht van de kerk van Zonderwijk, (Veldhoven) overgedragen heeft aan abt en convent van Floreffe en verzoekt de bisschop van Luik dit goed te keuren.

75 1290-03-28.
Ridder Wilhelmus, heer van Boxtel, oorkondt dat hij ter beëindiging van zijn geschil met abt en convent van Floreffe over het patronaatsrecht van de kerk van Zonderwijk (Veldhoven) voor heer G. de Nassou, aartsdiaken van Luik, niet volledig overtuigd van zijn recht, geschonken heeft aan abt en convent van Floreffe al wat hij meent aan rechten te bezitten op het patronaatsrecht en de tiend van Zonderwijk en verzoekt de bisschop van Luik dit goed te keuren.

76 1290-04-08 (n.s.).
Broeder R[enerus] en broeder Jo[hannes], provisoren van Postel, oorkonden dat Nicholaus dictus de Olmele, schildknaap, de overeenkomst hernieuwd heeft waarbij Postel aan hem een lijfrente van 30 ponden Leuvens verschuldigd is op het leven van Beatrix, kloosterzuster te Bilzen (Bilse) en van haar zuster Agnes, begijn, dochters van wijlen ridder Michael de Rothem, en dat hij voor schepenen, met name Johannes de Score en Godefridus de Deschele, Johannes Steps en de borgen Hermannus de Heide, Petrus de Zande, Thomas de Olme, Theodricus de Mere, Symon de Osst, Arnoldus de Olst en diens broer Walterus, in bijzijn van broeder Ewerardus, kanunnik van Averbode, pastoor van Balen (?), de pastoor van Olmen en anderen, met name Johannes de Ghore, Giselmannus de Deschele en Johannes de Hostaden, verklaard heeft dat na de dood van Beatrix achttien ponden aan het godshuis van Postel komen, en na de dood van Agnes de resterende twaalf ponden; voor hij die lijfrente kan opeisen, moet Nicholaus de bekrachtiging van deze overeenkomst door de oudste zoon van de hertog van Brabant overhandigen.

77 1290-04-10.
G. de Nassowe, aartsdiaken van Luik, oorkondt dat in het geschil tussen meester Gerardus de Thenis en Jacobus de Bucstelle, clericus, over de kerk van Zonderwijk (Veldhoven) de gemachtigden van Jacob, Nicholaus geheten Payens en Johannes geheten Claviger, het geschil beëindigd hebben en (afstand gedaan hebben van) alle recht dat Jacobus meende te hebben op deze kerk. De aartsdiaken verklaarde dat Gerardus toegelaten moest worden tot deze kerk en er geïnstalleerd moest worden.

78 1290-04-11.
G. de Nassow, aartsdiaken van Luik, oorkondt dat Nicolaus geheten Paye, clericus van Luik en gemachtigde van Willelmus, heer van Boxtel, en van zijn broer Jacobus, clericus, namens Willelmus het patronaatsrecht van de kerk van Zonderwijk (Veldhoven) voor hem aan abt en convent van Floreffe overgedragen heeft, en namens Jacobus afstand gedaan heeft van diens eventueel recht in deze kerk wegens een voordracht, die zijn broer Wilhelmus voor hem ten behoeve van deze kerk gedaan heeft en het geschil dat hij hierover heeft ten overstaan van de aartsdiaken beëindigd heeft.

79 1290-04-11.
Johannes, bisschop van Luik, oorkondt dat hij de overdracht van de tiend en het patronaatsrecht van de kerk van Zonderwijk (Veldhoven) door ridder Willelmus, heer van Boxtel, aan abt en convent van Floreffe goedkeurt.

80 1290-06-04.
Ridder Willelmus, heer van Boxtel, oorkondt dat hij geschonken heeft aan het huis van Postel een erfcijns in Zonderwijk (Veldhoven).

81 1290-12-23.
Schout en schepenen van Breda oorkonden dat Renoldus, zoon van Johannes, geheten Gherste, en Johannes, zijn enige zoon, kwijtschelding gegeven hebben aan het huis van Postel en zijn provisoren van geld dat ze hun schuldig waren.

82 1291-10-29.
Schepenen van Diest oorkonden dat tegenover hen en Arnoldus de Loe, schout van Diest, Cristina, weduwe van Renerus dictus Papeken, erkend heeft dat Baudericus, hun medeschepen, een erfcijns van drieëndertig denieren Leuvens heeft op het huis en hof van haar en haar kinderen, gelegen achter de burcht in de richting van het begijnhof, naast het huis van Johannes Spelman.

83 1292-08-04(?).
Schepenen van Eindhoven oorkonden dat Willelmus de Wedert, Rodolphus de Brembosch en Everardus de Walewijc, broers, beloofd hebben namens Theodericus, zoon van hun zuster, aan het huis van Postel alle schade van zijn kant te vergoeden, welke belofte Gosewinus de Beke, schout van 's-Hertogenbosch, en meester Johannes, provisor van dit huis, op zich genomen hebben. Tevens hebben de drie broers namens Theodericus beloofd de helft van de van Postel genomen paarden te vergoeden volgens uitspraak van Walterus Toyart en Henricus geheten Haet de Yke.

84 1292-09-25.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Emgelberna, dochter van Henricus geheten Coman, hun medeburger, haar vruchtgebruik in goederen in Steensel, geheten Ten Kerkehove, met toebehoren en de tiend van Steensel overgedragen heeft aan haar zonen Henricus en Johannes en haar dochter Aleydis ten behoeve van Aleydis, waarna deze kinderen dit verkocht hebben aan Woltherus, zoon van (...) geheten Nenne, hun medeburger.

85 1293-05-16.
Johannes, hertog van Brabant, en Johannes, heer van Cuijk, oorkonden in het geschil tussen de abdij van Floreffe en het huis van Postel enerzijds en Gerardus, investiet van Asten en Lierop, anderzijds, over de tienden van Lierop, dat Gerardus erkent geen recht hierop te kunnen uitoefenen op grond van het pastoraat van Asten en Lierop.

86 1293-08-11.
Schepenen van Diest oorkonden dat tegenover hen en Arnoldus de Loe, schout van Diest, Johannes de Ponte, zoon van wijlen Petrus Gallici, een erfcijns van vijf schellingen klein Leuvens op het huis van Beatrix, weduwe van Henricus, zoon van wijlen Michael de Beylaer, en haar kinderen, gelegen in de Beverstrata richting de dries, naast het huis van Willelmus dictus Meester, verkocht heeft aan Henricus de Bennevorde.

87 1293-09-00.
Jan, oudste zoon van Jan [I], hertog van Brabant, oorkondt dat hij de overdracht van de tienden van Olmen aan het godshuis van Postel door Nicholaus de Olmen bekrachtigt.

88 1294-05-19.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Godescalcus de Bladele, hun medeburger, geschonken had aan abt en convent van Mariënweerd ten behoeve van dat klooster wegens weldaden die hij van dat klooster ontvangen heeft, zijn goederen in Hougercasterle (Hoogcasteren) die afhingen van het klooster van Tongerlo en dat hij heer Johannes geheten Friso, toen proost van Mariënweerd, ermee beleend had voor het hof in aanwezigheid van hen die hiertoe gerechtigd waren.

89 1297-05-28.
Arnoldus, graaf van Loon, geeft vrijstelling voor de goederen van het huis van Postel, die gelegen zijn in Eykelreberge (Bergeijk), van schot, bede en andere lasten van zijn kant.

90 1299-04-12.
Johannes, hertog van Brabant, oorkondt aan allen, vooral aan zijn schout in 's-Hertogenbosch en diens onderschouten, dat hij op verzoek van Simon, investiet van Eikerberghe (Bergeijk), vrouwe Aleidis en de hele dorpsgemeenschap enkele novale tienden van Borkel toegewezen heeft aan de goederen van het onlangs gestichte Maria-altaar in de kerk van Eikerberghe, en verzoekt hun hiernaar te handelen, met uitzondering van de novale tienden in Wedebosch, die toebehoren aan het klooster van Tongerlo en het huis van Postel.

91 1300-12-13.
Hugo, abt van Floreffe, draagt bij de deken van Woensel, frater Reinerus, zijn medekanunnik, voor als investiet van de kerken van Rixtel en Helmond wegens het overlijden of de vrijwillige afstand van Rausinus.

92 1301-12-04.
Hugo, abt van Floreffe, draagt aan G. de Nassowe, bisschop van Luik, frater Henricus de Zassenhout voor als investiet van Asten wegens het overlijden van frater Gerardus.

93 1302-11-30.
Johannes, hertog van Brabant, oorkondt dat hij aan het huis van Postel en de provisoren ervan toegestaan heeft een windmolen te laten oprichten in Someren voor 4 mud rogge jaarlijks, met verbod aan anderen er een windmolen te bouwen. Gegeven te Brussel.

94 1303-03-19.
Schepenen van 's-Hertogenbosch oorkonden dat Petrus geheten de Ghisenrode, zoon van Egidius de Ghisenrode, verkocht heeft aan Wolterus, zoon van Nenne, hun medeburger, erfcijnzen, te betalen in Steensel, met belofte de onmondige kinderen van zijn zuster Agnes en van Pyramus geheten Maerseken de Steensele en Petrus' broer Egidius afstand te laten doen.

95 1304-08-30.
Jan II, hertog van Brabant, oorkondt dat hij zijn molen in Lommel (Lumele) aan het godshuis van Postel in erfpacht geeft voor tien mudden rogge, Helmondse maat, per jaar en belooft dat niemand anders in Lommel een molen mag oprichten, op voorwaarde dat het godshuis de molen op eigen kosten herstelt en onderhoudt.

96 1305-06-13 [of 1305-05-22 (indien vaste dag)] – z.pl..
Jan II, hertog van Brabant, bevestigt het godshuis van Postel in het bezit en het vrije gebruik van al zijn oude en nieuwe bezittingen

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Inleiding

Regesten

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Printen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

1305-06-13 [of 1305-05-22 (indien vaste dag)] – z.pl..
Jan II, hertog van Brabant, bevestigt het godshuis van Postel in het bezit en het vrije gebruik van al zijn oude en nieuwe bezittingen

Datumaanduiding:

Datum anno Domini millesimo tricentesimo quinto, in die Sancte et Individue Trinitatis.

Ontwikkelingsstadium:

vidimus in inv.nr. Abdij_36, afschriften in inv.nr. Abdij_40, 51, 65 en 96

uitgegeven (partieel) : J. Hermans, De oorkondenverzameling van de priorij, later abdij van Postel (1140-1350) (onuitgegeven licentiaatsverhandeling; Leuven 1962), nr. 100, p. 96, naar de (eveneens partiële) uitgave door T.I. Welvaarts, Reusel, naar de archieven van Postel’s abdij (Turnhout 1877), p. 34-36, met de mededeling dat het origineel aan het begin van de 20ste eeuw nog bewaard was, toen het werd overgeschreven door A. Noyons, kanunnik van Postel. Mogelijk echter baseerde zowel Welvaarts als Noyons zich op het vidimus van 7 juni 1466 (inv.nr. Abdij_36) of op een van de latere afschriften (inv.nr. Abdij_40, 51, 65 en 96).

Zie ook: