Jan III, hertog van Brabant, oorkondt dat hij het godshuis van Postel het voorrecht heeft geschonken dat alle mannen van zijn dorpen Reusel (Rosele), Lage Mierde (Mierde), Hulsel en Bladel, verplicht zijn te malen in de Postelse molens te Reusel, Wolfswinkel en Vorsel (Verssele) of Venbergen (Vennenberghe), en die van Oerle (Ourle), Wintelre (Winterle), Zonderwijk en Knegsel (Cnechtsele) in de Postelse molen te Oerle of Venbergen; als de inwoners van Bergeijk (Eykerberghe) niet kunnen malen in de watermolen van wijlen Henricus dictus Haten aldaar, moeten ook zij malen in Venbergen of Verssele; twee pachters (mansionarii) van Postel in Casteren (Kerckastre) en een in Lemel (Leemel) bij Hapert hebben maalplicht in een van genoemde molens; alle mannen van de hertog in Valkenswaard (Wedert) moeten malen in Venbergen. Het godshuis moet hiervoor aan de hertog jaarlijks zes mudden rogge, maat van Oerle, betalen.
Jan III, hertog van Brabant, oorkondt dat hij het godshuis van Postel het voorrecht heeft geschonken dat alle mannen van zijn dorpen Reusel (Rosele), Lage Mierde (Mierde), Hulsel en Bladel, verplicht zijn te malen in de Postelse molens te Reusel, Wolfswinkel en Vorsel (Verssele) of Venbergen (Vennenberghe), en die van Oerle (Ourle), Wintelre (Winterle), Zonderwijk en Knegsel (Cnechtsele) in de Postelse molen te Oerle of Venbergen; als de inwoners van Bergeijk (Eykerberghe) niet kunnen malen in de watermolen van wijlen Henricus dictus Haten aldaar, moeten ook zij malen in Venbergen of Verssele; twee pachters (mansionarii) van Postel in Casteren (Kerckastre) en een in Lemel (Leemel) bij Hapert hebben maalplicht in een van genoemde molens; alle mannen van de hertog in Valkenswaard (Wedert) moeten malen in Venbergen. Het godshuis moet hiervoor aan de hertog jaarlijks zes mudden rogge, maat van Oerle, betalen.