Thewes Calenbairt oorkondt dat hij vroeger vijand was van de meester en het godshuis van Postel over zekere vorderingen (gebrechen) die hij van hen eiste, waarop heer Jacob, graaf van Horne en heer van Altena, Kortessem (Cortersheym) en Montagne (Montangne), na de eis en het antwoord van de meester van Postel gehoord te hebben, op verzoek van beide partijen uitspraak gedaan en de vete (veede) beëindigd heeft, welke uitspraak en zoen Calenbairt beloofd heeft te houden. Omdat hij wegens sommige vorderingen opnieuw vijand geworden is van het godshuis van Postel, van de abt van Floreffe en van de pastoor van Pelt (Peelt), zoals vermeld in de vetebrief, en hierbij hulp kreeg van Johan van Gendraede, Godert van Emendorp Heynrichs son, Johan van Braickell genant Scheyve, Kurt Johan van Kessel, Heynrich Steckman, Peter van Wengell, Peter Scop, Dederich van Weggell, Heynrich Prijss, Heynrich van Wancklick, Claes van Aelst, Peter Tobber en Gelis van Aelsdorp, bekennen zij gezamenlijk op advies van hun familie dat zij hierbij afzien van de vete en een vaste zoen geven, en verder nooit nog iets zullen eisen.
Thewes Calenbairt oorkondt dat hij vroeger vijand was van de meester en het godshuis van Postel over zekere vorderingen (gebrechen) die hij van hen eiste, waarop heer Jacob, graaf van Horne en heer van Altena, Kortessem (Cortersheym) en Montagne (Montangne), na de eis en het antwoord van de meester van Postel gehoord te hebben, op verzoek van beide partijen uitspraak gedaan en de vete (veede) beëindigd heeft, welke uitspraak en zoen Calenbairt beloofd heeft te houden. Omdat hij wegens sommige vorderingen opnieuw vijand geworden is van het godshuis van Postel, van de abt van Floreffe en van de pastoor van Pelt (Peelt), zoals vermeld in de vetebrief, en hierbij hulp kreeg van Johan van Gendraede, Godert van Emendorp Heynrichs son, Johan van Braickell genant Scheyve, Kurt Johan van Kessel, Heynrich Steckman, Peter van Wengell, Peter Scop, Dederich van Weggell, Heynrich Prijss, Heynrich van Wancklick, Claes van Aelst, Peter Tobber en Gelis van Aelsdorp, bekennen zij gezamenlijk op advies van hun familie dat zij hierbij afzien van de vete en een vaste zoen geven, en verder nooit nog iets zullen eisen.