Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Gheret Willen van Balen, zoon van Gheret Willen, en Andries Deens, broer van Gheret, in bijzijn van broeder Wynant van Baest, convers van het godshuis van Postel, hiertoe gemachtigd door Thoemaes van Eyck, meester en provisor van het godshuis van Postel, plechtig verklaard hebben dat zij geen recht pretendeerden op een beemd die Jan Willen alias Jan van Venbergen aan het godshuis had geschonken en die gelegen is te Balen achter Rijsberghe, palend aan het goed van Postel, het erf van de kinderen van Jan Luten, het goed van de abdij van Corbie en de Nete.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Gheret Willen van Balen, zoon van Gheret Willen, en Andries Deens, broer van Gheret, in bijzijn van broeder Wynant van Baest, convers van het godshuis van Postel, hiertoe gemachtigd door Thoemaes van Eyck, meester en provisor van het godshuis van Postel, plechtig verklaard hebben dat zij geen recht pretendeerden op een beemd die Jan Willen alias Jan van Venbergen aan het godshuis had geschonken en die gelegen is te Balen achter Rijsberghe, palend aan het goed van Postel, het erf van de kinderen van Jan Luten, het goed van de abdij van Corbie en de Nete.