Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Goyvart van der Hoeven van Dessel bekent twee mudden rogge erfpacht schuldig te zijn aan Lijsbet en Katherine Heinrics dochters van Aputten, echtgenotes van Jan en Henric Voechs, zonen van Henric Voechs, te heffen op het blok van genoemde Goyvart, gelegen te Dessel te Ghenen Perlic, drie bunder groot en palend aan het erf van Jan vanden Perlic, van Jan vander Beke, van Henric Sbusschers, van Wouter Keys en van Cyelken Jans en aan de gemene aart, en dat Goyvart op dit onderpand een huis mag bouwen en afbreken
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Goyvart van der Hoeven van Dessel bekent twee mudden rogge erfpacht schuldig te zijn aan Lijsbet en Katherine Heinrics dochters van Aputten, echtgenotes van Jan en Henric Voechs, zonen van Henric Voechs, te heffen op het blok van genoemde Goyvart, gelegen te Dessel te Ghenen Perlic, drie bunder groot en palend aan het erf van Jan vanden Perlic, van Jan vander Beke, van Henric Sbusschers, van Wouter Keys en van Cyelken Jans en aan de gemene aart, en dat Goyvart op dit onderpand een huis mag bouwen en afbreken