Heinric de Kemmer, rentmeester van de hertog van Brabant in het Land van Rijen, oorkondt dat hij aan de meester van Postel, ten behoeve van het godshuis, heeft toegestaan om een sluis (waterspoeye) te maken in de Nete om de beemden van het godshuis te Wezel (Weseloe) te bevloeien, mits een erfcijns van vier oude groten per jaar en op voorwaarde dat de hertogelijke watermolen van Mol daar geen nadeel van ondervindt.
Heinric de Kemmer, rentmeester van de hertog van Brabant in het Land van Rijen, oorkondt dat hij aan de meester van Postel, ten behoeve van het godshuis, heeft toegestaan om een sluis (waterspoeye) te maken in de Nete om de beemden van het godshuis te Wezel (Weseloe) te bevloeien, mits een erfcijns van vier oude groten per jaar en op voorwaarde dat de hertogelijke watermolen van Mol daar geen nadeel van ondervindt.