Regesten

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Printen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Inleiding

Geschiedenis

Verantwoording van de inventarisatie

Aanwijzingen voor het gebruik

Regesten

Records 1 t/m 100

Records 101 t/m 200

Records 201 t/m 300

Records 301 t/m 400

Records 401 t/m 500

501 1434-12-08.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Wouter Pauwels van Dessel bekent een erfpacht van twee mudden rogge schuldig te zijn aan Jannes Houtman van Dessel, op een blok van twee bunder land te Dessel, palend aan het erf van Heinric Int Loehuus, aan de Nuhuusstrate, aan het erf van Jan Gheen en de gemene straat.

502 1435-01-09.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Merten Clarissien overgedragen heeft aan Jan, zoon van Jan, zoon van Wouter Oerlemans zoen, ten behoeve van broeder Arnt, ondermeester van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van een halve mud rogge uit een beemd in Bergeijk, grenzend aan de gemeint van Berct.

503 1435-04-07.
Henric zoon van Goyaert Zeghes heeft beloofd voor schepenen van Mierde te betalen aan Peter, natuurlijke zoon van Katheline Metten van Bladel en Bertolmeeus zoon van Goyaert Zeghers, convers van Postel, een erfpacht van 1 mud rogge uit een beemd geheten Dat Boeghaerts Broeke en uit een stuk land geheten dat Boeghaert Lant.

504 1435-05-11.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Merten Clarissien overgedragen heeft aan Wouter van Wetten ten behoeve van broeder Arnt, ondermeester te Postel, ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van 2 mud rogge uit een gelag met een erop staand huis in Bergeijk.

505 1435-07-15.
Notaris Theodericus Onstaden de Asten, priester van Luik, instrumenteert op verzoek van Wilhelmus de Eyck, armiger, ten behoeve van het huis van Postel, dat Henricus en Reynerus, zonen van Wilhelmus de Boesscot, kwijtgescholden hebben aan de heer van Postel alle aanspraken van de kant van hun vader en van henzelf. Gedaan in Someren op de openbare weg voor het huis van Henricus met als getuigen Arnoldus, Johannes en Heynricus geheten Bruyn, broers, clerici, en Nicolaus, zoon van Marsilius.

506 1435-10-25.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt aan zijn schout en rentmeester van Den Bosch en zijn schout van Kempenland op verzoek van de meester van het godshuis van Postel, waarvan hij voogd is, dat ze actie moeten ondernemen tegen personen die gewin moeten betalen aan Postel, met name in Reusel, bij verkoop of vererving van cijnsgoederen om hen dit te laten betalen, zoals elders in de Meierij, en dat ze erop moeten toezien dat niemand onrechtmatig gebruik maakt van de gemeinten en eigendommen van het godshuis met vee, turfbijl of heizeis.

507 1436-01-01.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt dat, omdat heer Lucas van Eycke, priester en meester van het godshuis van Postel, recht deed in Reusel, onder andere met een meier en laten, tot boeten van 3 schelling (hogere komen voor de bank van Bladel), hij toestemming geeft aan de meester van Postel uit de laten zeven personen als schepenen te kiezen die gezegelde akten mogen uitgeven. Gegeven te Brussel.

508 1436-05-15.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt dat hij via meester Jan Bont, aartsdiaken van Famenne in het bisdom Luik en kanunnik en tresorier van Kamerijk, kanselier van de Raad van Brabant, en via zijn raadsluiden een brief van hertogin Johanna gezien heeft van 17 november 1394, welke hij bekrachtigt. Hij draagt zijn gerechtsambtenaren op de goederen van het godshuis in Reusel te beschermen en zijn rentmeester van Den Bosch de in de oorkonde genoemde palen op verzoek van het godshuis te vernieuwen. Gegeven in Brussel.

509 1436-06-02.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt dat de ingezetenen van Reusel zich voor de schepenbank van 's-Hertogenbosch verzet hebben tegen het door de hertog aan het godshuis van Postel gegeven recht een meier en zeven schepenen in Reusel aan te stellen en dat beide partijen voor de Raad van Brabant verschenen zijn. De hertog bevestigt het godshuis in zijn recht. Gegeven te Antwerpen.

510 1436-09-17.
Schepenen van Eersel verklaren dat Jan Willem Gheens zoen van Balen en zijn vrouw Margriet overgedragen hebben aan Merten Clarissien ten behoeve van het gasthuis te Postel een erfpacht van een mud rogge uit Wouters Broecke in Bergeijk voor een wekelijkse mis in het gasthuis.

511 1437-05-26.
Schepenen van Mierlo oorkonden dat Geertruyt, weduwe van Aert ... soen van den Water, tochteres, en haar kinderen verkocht hebben aan Jan Tempeleer van Arle een erfpacht van 1 mud rogge uit haar huis en aangelegen hof op Gheen Hout in Mierlo.

512 1437-05-30.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Jan die Volder schuldig is aan Henrik Jans Corten zoen een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met erop staand huis en toebehoren in Bladel.

513 1438-09-24.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric Jans Vlemen zoen schuldig was aan Marten Claris soen ten behoeve van broeder Arnt Jans Leyten zoen, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 1 mud rogge uit een beemd in Riethoven.

514 1438-10-26.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt dat hij op verzoek van enkelen van zijn raad en zijn dienaren toestemming verleent aan Henric van Hertijngen een windmolen op te richten in Bergeijk om koren en ander graan te malen, op voorwaarde dat deze, als de molen in werking is, aan zijn rentmeester van Den Bosch jaarlijks voor de wind twee kapoenen geeft. Gegeven in Brussel.

515 1438-11-14.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Arnt Nollens schuldig is aan Jan Quackeleer een erfpacht van 1 mud rogge uit goederen in Bladel: uit een stuk land int Tyelen Velt, uit een beemd, geheten Die Creytenbeempt met het aangelegen 'hoyt velde', uit een gelag met erop staand huis.

516 1439-03-23.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Henric Jans Corten zoen overgedragen heeft aan broeder Arnd Jans Leyten zoen van Hapaert, ondermeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van het gasthuis van Postel een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met erop staand huis en toebehoren in Bladel.

517 1439-03-26.
Schepenen van Oerle oorkonden dat Geraert Cort Wouters zoen beloofd heeft aan Gerard den Hoghen ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van 7 mud rogge uit de volgende goederen in Zonderwijk: uit een goed Die Corre, grenzend aan de gemeint, uit een stuk land aan de straat, uit een erfpacht van 18 lopen rogge in Die Bongarts Corre en uit een erfpacht van 15 lopen rogge uit een hof.

518 1439-07-27.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric van Eycke schuldig is aan heer Lucaes van Eyck, provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 11 mud rogge uit goederen in Eersel, te weten uit een beemd geheten Die Schoet, uit een bocht geheten Die Proefsthof, uit een heiveld geheten Die Bruele aan de gemeint, uit nog een stuk land, uit een stuk land geheten Die Mortelacker, uit een stuk land geheten Die Sneproede, uit een stuk land bij de oude hoeve, uit nog een stuk land en met als extra onderpanden goederen van genoemde Henric en zijn vrouw Aleyt.

519 1439-08-16.
Notaris Ywanus Vestaert de Mierle, clericus van Luik, instrumenteert, mede op verzoek van Petrus geheten Artssoen, heiligegeestmeester van Helmond, dat Johannes Vestaert senior de Mierle zijn testament gemaakt heeft waarbij hij aan de Tafel van de Heilige Geest in Helmond een erfpacht van 1 malder rogge legateert uit een stukje akkerland geheten Vondermans Acker in Vrouwehawigen Hove, onder voorwaarde. Met als getuigen Johannes Batheman, Johannes Vestaert, clerici, en Hadewigis Margarete de Helmont. Gedaan in het huis van Johannes Vestaert senior.

520 circa 1440.
De paus geeft aan Johannes Taye, zoon van Jacobus, leek van Kamerijk, het recht een geschikte biechtvader te kiezen die hem in zijn stervensuur van alle zonden kan ontslaan. Ondertekend C. Ariminensis [van Rimini].

521 1440-01-08.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Mattheus Houtmans en zijn kinderen Jannis, Godevart, Jacob, Lijsbet, Heylwich, Baten en Alijt, en Jan Jan Venmans sone, Conegont, met haar momber Jorden Peters sone, en Mechtelt met haar momber Ghijsbrecht Peters sone, een erfpacht van twee mudden rogge, die wijlen Jannis Houtmans verkregen had van Wouter Pauwels van Dessel, op het onderpand genoemd in de getransfigeerde oorkonde, verkocht hebben aan Wouter de Voecht van Dessel.

522 1440-03-10.
Willem van Beest oorkondt dat zijn geschil met het convent van Floreffe, het godshuis van Postel en hun dienaren en onderzaten bijgelegd is, waarbij hij belooft hun geen schade meer te zullen toebrengen. Hij verzoekt Gherit van Steelberch en Dieric Sceper samen met hem te bezegelen. Waarna Derick Sceper gevraagd heeft aan jonker Johan van Kessel te zegelen omdat hij geen eigen zegel heeft, hetgeen deze doet.

523 1440-03-25.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Henric, natuurlijke zoon van Henric Tymmermans, verkregen bij Margriet Jueten, overgedragen heeft aan broeder Arnt Jans Leyten zoen ten behoeve van het gasthuis van Postel een erfpacht van een halve mud rogge uit een gelag met erop staand huis, uit de hof en het goed, daaraan gelegen, met toebehoren in Bladel.

524 1440-04-30.
Schepenen van Someren oorkonden dat Jan Willem Harincs soen, geheten Jan die Wagemaker, Denoyt Heynselmans en Dyrc Jans soen van Aelst voor henzelf en de kinderen van Henric Heynselmans verklaren betaald te zijn door het godshuis van Postel wegens de windmolen van Someren.

525 1440-05-04.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric en zijn broer Thomaes, kinderen van Henric Henriks Losen zoens van Endoven, overgedragen hebben aan Henrik van Eycke een erfpacht van 1 mud rogge uit een bocht, geheten Die Heybucht, in Eersel en uit een stuk land, geheten Die Sneproede, in Eersel.

526 1440-05-17.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt dat in het geschil tussen het godshuis van Postel en de ingezetenen van Reusel scheidslieden gekozen zijn, te weten van de kant van Postel Everaert van Doerne en Henrick van Eycke, en van de kant van Reusel Claes Cole en Dyrck van Gruenendale, wier uitspraak bekrachtigd is door de schepenen van 's-Hertogenbosch, maar waaraan vier personen zich niet wensten te houden; waarna de meester van Postel zich tot de Raad van Brabant gewend heeft, die de uitspraak bekrachtigt. Gegeven te Antwerpen.

527 1440-11-15.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Willem Hoixkens schuldig was aan broeder Arnt Jans Leyten zoen ten behoeve van de priesters van Postel een erfcijns van 5 oude groten en ten behoeve van de koster daar een erfcijns van 1 oude groot uit de volgende goederen in Bladel, namelijk uit een goed met erop staand huis met toebehoren, gelegen aan Den Hovel, en uit een stuk land, welke erfcijnzen gekocht zijn met geld dat heer Lucaes van Eyck, wijlen kanunnik van Sint-Goedele in Brussel, daarvoor nagelaten heeft.

528 1441-01-16.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Godert, natuurlijke zoon van Godert Beetmans, schuldig is aan Jan Matheeus Hameleers zoen ten behoeve van zijn broer Wouter een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met toebehoren in Bladel, behalve het erop staande huis.

529 1441-02-08.
Schepenen van Someren oorkonden dat Willem dye Moynck en zijn zoon Willem kwijtschelding verleend hebben aan de heer van Postel en het godshuis van hun verplichtingen jegens hen.

530 1441-02-15.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Jan Elen Bloxzoen overgedragen heeft aan broeder Arnt Jan Loyten zoen ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van 8 lopen rogge uit de helft van een stuk land in Bergeijk.

531 1441-04-04.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Wouter Matheeus Hameleers zoen overgedragen heeft aan Peter Wynrix zoen van den Thoirken een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met toebehoren in Bladel, behalve het erop staande huis.

532 1441-06-30.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Jacop Jans Rademekers zoen schuldig was aan Henrik van Eycke een erfpacht van 4 mud rogge uit een goed geheten Den Bruele in Eersel, gelegen aan de gemeint, met als extra onderpand een goed geheten Dat Nuwe Lant met aanliggend heideveld in Eersel, gelegen aan de gemeint.

533 1442-01-19.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Laureins Laureins Slaets zoen schuldig was aan zijn broer Andries een erfpacht van 2 mud rogge uit een beemd geheten Die Quadewassche in Eersel, grenzend aan Die Voert, en uit een gelag met erop staand huis en toebehoren, gelegen in Eersel te Schadewijc, aan de gemeint.

534 1442-03-15 (n.s.).
Schepenen en gezworenen van de vrijheid Turnhout oorkonden dat heer Jan van Turnhout, deken van Sint-Pieters te Utrecht, bij testament telkens een derde deel van al zijn goederen in en rond Turnhout had gelegateerd aan de kartuizers te Antwerpen, het godshuis van Postel en de Heilige-Geesttafel van Turnhout, en dat die goederen op advies van de schout en schepenen van Turnhout in erfpacht zijn gegeven door Jan, zoon van Ancem Jans vanden Bomen, en Jan die Knecht, mombers van de Heilige-Geesttafel, aan Jan Brekenere, voor een jaarlijkse erfcijns van 30 schellingen oude groten Tournois, zijnde 10 schellingen voor elk van de drie genoemde instellingen, waarvoor deze zijn goederen te Beerse als pand had gesteld, blijkens akte van 16 april 1338, en dat zij, omdat die goederen versnipperd waren geraakt, alle bezitters en getuigen hebben ontboden om onder ede hun percelen te specifiëren, waarna diverse personen een verklaring hebben afgelegd, maar dat de drie instellingen daarmee niet tevreden zijn en gezamenlijk willen vasthouden aan het onverdeelde onderpand.

535 1442-04-20.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Jan Godevarts sone Moyalen van Dessel bekent schuldig te zijn aan Ghoris Pauwels een erfpacht van een mud rogge per jaar op een "gelege" in Dessel, met huis, hof, hofstad en land, een bunder groot en palend aan het erf van Claus Claus en aan de gemene straat.

536 1442-11-11.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Henric die Vader schuldig is aan Jan Vranx zoen van Balen een erfpacht van een half mud rogge uit een goed in Bergeijk.

537 1443-02-08.
Schepenen van Someren oorkonden dat de gezworenen van Someren met vele gegoede personen en geburen van Someren in overleg met de schepenen toestemming gegeven hebben aan Goeswijn Jan Bakermans soen, pachter van het godshuis van Postel, ten behoeve van het godshuis, tot gebruik van een halve bunder beemd, gelegen aan Ghene Eckerbroec in Someren naast de Eckerbroecschen Dijc en naast goed van het godshuis van Postel, welke halve bunder beemd placht 'op te gaan' op Sint Batholomeusdag apostel, zoals andere daarbij gelegen beemden.

538 1443-05-20.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Peter Jacobs Cops sone van Dessel bekent schuldig te zijn aan Wouter de Voecht van Dessel vander Heyden een erfpacht van een mud rogge per jaar op een beemd geheten Vronart op Gheen Eynde te Dessel, twee en een halve bunder groot en palend aan het erf van de kinderen van Lijsbet Cops, van de kinderen van Wouter Coppens, van Jan die Bosscher en van Heinric Jacobs sone, Jan Peters en Wouter Thijs.

539 1443-05-23 – Brussel.
Filips, hertog van Brabant, oorkondt dat in het geschil voor de Raad van Brabant tussen het godshuis van Postel als aanlegger en de inwoners van de voogdij van Mol als verweerders over het bezit en gebruik van de open ruimte (plaetse) met weide en heide, gelegen tussen twee grenspalen, geheten Schoengars en Gheertshorst in Mol richting Dessel, tussen de Lommelschen wech, gaande recht van de ene grenspaal tot de andere, en een oude, kromme gracht te Mol richting Dessel, die eveneens van de ene grenspaal tot de andere loopt, het godshuis in het gelijk wordt gesteld en dat die van Mol ten onrechte de dieren geschut hadden van enige inwoners van Lommel.

540 1443-11-16.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Jan Seins beloofd heeft aan Gherit van Nertingen ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van 2 lopen rogge uit een gelag in Bladel.

541 1444-09-22.
Heer Lucas de Eyck, abt van Floreffe, en Thomas de Warenzoel, meester en provisor van het huis van Postel, hebben in erfcijns gegeven aan meester Arnoldus de Welhuysen ten behoeve van de inwoners van Eersel een stuk gemeint, gelegen tussen de volgende grenzen, namelijk vanaf een plaats geheten Genekensfoert tot aan het eind van de Zwarte Wijer in de richting van Weebosch en verder tot aan Ribosch, en van Rijbosch tot aan Bonepoet en van Bonepoet tot aan Schonegras en van Schonegras lijnrecht langs de oude stichtingsplek van genoemd huis tot aan eerstgenoemde plaats Genekensfoert, met vijvers en toebehoren voor 1 pond was aan de kerk van Gestel bij Bergeijk (Luyksgestel), te betalen uit genoemde wijer en uit een een gemeinte geheten Postelrevenne, gelegen binnen dit deel van genoemde gemeint, en voor een erfcijns van 16 oude groten, te betalen aan genoemd huis, op voorwaarde dat het huis van Postel het recht voorbehoudt vis in deze vijver uit te zetten en te kweken, met bezegeling door de aanwezige schepenen van 's-Hertogenbosch Johannes de Erpe en Ricoldus die Borchgreve, door abt Lucas en door Thomas.

542 1445-01-26.
Peter, natuurlijke zoon van Katelijn Metten van Bladel en Bertelmeeus zoon van Godevaert Zegers, convers van Postel, heeft overgedragen voor schepenen van Mierde aan Gherijt van Ertingen ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van 1 mud rogge uit een beemd geheten Dat Boghaerts Broeke en uit een stuk land geheten dat Boghaerts Lant.

543 1445-03-01.
Gerardus geheten de Neertingen heeft voor schepenen van 's-Hertogenbosch zijn naastingsrecht getoond op een erfpacht van 1 mud rogge die hij ten behoeve van het huis van Postel van Petrus, natuurlijke zoon van Bartholomeus geheten Goedens, verworven had, waarna hij dit recht overgedragen heeft aan Lambertus de Doernen, zoon van Christianus, ten behoeve van het huis van Postel.

544 1445-07-06.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Godevairt Conen van Dessel bekent schuldig te zijn aan Jan Geerts vander Hoedonc een erfpacht van een mud rogge per jaar op een "gelege" in Dessel, een half bunder groot en palend aan de Loestrate, het erf van Symoen Thijs en de gemene straat.

545 1446-01-26.
Schepenen van Arendonk oorkonden dat Willem Broethuys, Aert vanden Putte, Jan Broethuys, Heinrick Broethuys en Claus Moers onder ede getuigd hebben dat "die van Postel" een gracht, geheten de Witte Gracht, hebben gegraven aan beide zijden van de Postelse dijkgracht, waarbij het water uit de Postelse dijkgracht wegliep tot aan Jan Belen gracht en verder tot het erf van Jan Yden, dat nu heet Jan van Vessem en Aert der Netsteren, en dat totdat de gracht door het zand dichtwaaide.

546 1446-06-15 – z.pl..
Filips van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt aan de schouten van ’s-Hertogenbosch, Kempenland, Peelland, Oosterwijk en Maasland, en aan al zijn rechters en dienaars in Brabant, dat zij de sauvegarde van 28 april 1431, die in deze oorkonde wordt gekopieerd, na klachten van de meester van Postel, opnieuw moeten afkondigen en aan de meester van Postel bevelen dat hij in de toekomst overtreders dient aan te klagen bij de Raad van Brabant.

547 1446-12-07.
Philips, hertog van Brabant, oorkondt dat in het geschil, eerst tussen wijlen heer Jan van Hoirne, nu Filips van Hoirne, enerzijds en de meester van het godshuis van Postel anderzijds over een gemeint, dat Filips van Hoirne met zijn onderdanen te weten die van Heeze en Leende, en de meester van Postel met de ingezetenen van Lierop ieder de helft zullen gebruiken, welke helft afgepaald zal worden. Gegeven te Brussel.

548 1446-12-13.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Jan van den Bomen en zijn vrouw Aleyt, natuurlijke dochter van Peter Coppen, overgedragen hebben aan Wouter Slaets een erfpacht van een half mud rogge uit het derde deel van een gelag, behalve het erop staande huis, in Bladel in de gemeint van Bladel.

549 1447.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Gorijs Pauwels van Dessel verkocht heeft aan Wouter Svoeghs Heinrickx sone een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge, die hij verkregen had van Jan Godevairts Moyalen sone.

550 1447-03-07.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Heynric van Eyck overgedragen aan heer Jan van Fumaelle, priester en hoogmeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 1,5 mud rogge uit een beemd in Dommelen, een erfpacht van 1 mud rogge uit een stuk beemd geheten Hanmans Scoet in Eersel, grenzend aan de gemeint, een erfpacht van 2,5 mud rogge uit een stuk land geheten Die Sneproede en uit een stuk land geheten Den Proest Hof in Eersel, een erfpacht van 1 mud rogge uit een bocht, geheten Die Heybucht in Eersel, een erfpacht van 4 mud rogge uit een goed geheten Den Bruele in Eersel, een erfpacht van een half mud rogge uit een stuk land in Eersel, en een erfpacht van een half mud rogge uit een stuk land in Eersel.

551 1447-05-02.
Schepenen van Someren oorkonden dat schepenen van Lierop verklaarden dat Mercelis, Henric en Jan, zonen van Jan Celen soen van der Papendonck, Gherart van der Hoeven, als echtgenoot van Margriet, dochter van Jan Celen soen, Alijt dochter van Jan Celen soen, Henric Robijns soen, echtgenoot van Jan, dochter van Jan Celen soen, kwijting gegegeven hebben aan het godshuis van Postel.

552 1447-05-10.
Schepenen van Eersel voorkonden dat Heynric Heynrix Sgraets soen via ruil overgedragen heeft aan heer Jan van Famalen, hoogmeester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een beemd in Bergeijk en een stuk land, beide grenzend aan goed van Postel.

553 1447-07-20.
Philips, hertog van Brabant, gebiedt aan zijn schout van Kempenland of diens plaatsvervanger, wegens tegenwerking bij de bouw door Henrick van Certingen van een windkorenmolen in Bergeijk, alle bezwaarmakers op te roepen om 16 dagen later in Brussel te verschijnen en de dag daarop hun bezwaren naar voren te brengen bij de kanselier en Raad van Brabant. Met verzoek aan de schout verslag van zijn oproep in te dienen bij de raad.

554 1448-01-10.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Willem Perlickmans van Dessel bekend heeft schuldig te zijn aan Wouter de Voeght van Gheerheiden te Dessel een erfpacht van een mud rogge, op een "gelege" in Dessel, anderhalve bunder groot en palende aan het erf van Henrick Cleeren, aan dat van Jan Cleeren Henrickx sone en aan de gemene vroente.

555 1448-04-11.
Rutgher van Gheldrop en Ludolph Buck, schepenen van 's-Hertogenbosch, oorkonden dat meester Gerit van Vladeracken, doctor in het recht(?), Dirc die Bever, procurator van het godshuis van Sint-Mariënwater, Jan Geronx soen, Broes Everaets soen, Roloff Broes soen, Gerit Dircx soen, Mechtelt Ghijben, Gerit Sporken, Jacob Peter Coppensoens soen en Steven Lemmens soen verklaard hebben dat ze overhandigd hebben aan bovengenoemde schepenen om te betalen uit de Gemertse Hoeve, gelegen bij Heeze int Eyghen, als gebruikers van deze hoeve de erfcijns die ze jaarlijks uit deze hoeve schuldig zijn aan Jan Loenman.

556 1448-04-27 – z.pl..
Filips van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt dat de Raad van Brabant uitspraak heeft gedaan en de provisor in het gelijk gesteld in het geschil tussen Aernd Hoevelman en de provisor van het godshuis van Postel over een prebende die de hertog ter gelegenheid van zijn Blijde Inkomst in Brabant aan Hoevelman had beloofd, terwijl de provisor voorhield dat de hertog die prebende bij dezelfde gelegenheid aan Willem, dienaar van Jacob, heer van Gaasbeek en raadsheer-kamerling van de hertog.

557 1448-07-10.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Henrick Tielens Henrickx sone bekent verkocht te hebben aan Wouter de Voecht van Gheenderheiden te Dessel vander Heyden een erfpacht van een mud rogge per jaar, die hij gekocht had van Jan Gheerts, op het onderpand vermeld in de getransfigeerde oorkonde.

558 1448-07-28.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Jan Gheerts vander Hoedonck bekent verkocht te hebben aan Heinrick Tielens Heinrickx sone een erfpacht van een mud rogge per jaar, die hij gekocht had van Godevairt Conen van Dessel, op het onderpand vermeld in de getransfigeerde oorkonde.

559 1448-11-25.
Schepenen van Reusel oorkonden dat Aert Willems soen van den Spiker beloofd heeft te betalen aan broeder Heinric Keenens ten behoeve van het godshuis van Postel, te weten de priesters in het priestershuis die de mis moeten doen alle maandagen ter ere van God en Sint-Anthonis in de daartoe gewijde kapel in de kerk te Postel, een erfpacht van 1 mud rogge uit een stuk beemd in Reusel aan Den Lennenshoevel achter het huis van Aert.

560 1448-11-25.
Schepenen van Reusel oorkonden dat Jan Peter Gheerijt soen beloofd heeft aan broeder Heinric Keenens ten behoeve van het godshuis van Postel, te weten de priesters in het priestershuis die de mis moeten doen alle maandagen ter ere van God en Sint-Anthonis in de daartoe gewijde kapel in de kerk te Postel, een erfpacht van 1 mud rogge uit een stuk beemd in Reusel aan Den Lennenshoevel.

561 1449-01-11.
Johannes Loenman heeft overgedragen voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Rutgherus de Erpe een erfcijns van 6 en twee derde pond groten toernoois uit een erfcijns van 8 pond groten toernoois uit goederen in Heeze in land geheten In Deyghen, vroeger van Johannes de Gemert.

562 1449-01-22.
Notaris Rutgherus de Eyck, clericus van Luik, instrumenteert dat voor hem verschenen heer Lucas de Eyck, abt van Floreffe, enerzijds en Rutgherus de Erpe anderzijds, welke laatste een schepenakte van 's-Hertogenbosch toonde waarin stond dat Johannes Loenman aan voornoemde Rutgherus een erfcijns overgedragen had, welke akte hieronder woordelijk volgt (1449-01-11), en enkele andere akten. Rutgherus droeg deze akten over aan de abt en deed er afstand van. Gedaan in het nieuwe huis in de hof van de abt in Lieshout (Lysel), met als getuigen Henricus de Bruheze en Johannes de Hersele.

563 1449-09-22.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Jan die Quackeleer overgedragen heeft aan Jan Cuylyts ten behoeve van heer Herman Eyndhoudts, priester, een erfpacht van 1 mud rogge uit goederen in Bladel, te weten een stuk land in Tyelenvelt, een beemd geheten Den Creyte Beemdt met het daaraan gelegen 'heytvelde' en een gelag met het erop staande huis.

564 1450-02-04 – Rome.
Paus Nicolaus V meldt aan de abt van de premonstratenzerabdij in het bisdom Laon en alle andere religieuzen van de orde dat zij een geschikte biechtvader mogen kiezen, die al hun zonden en straffen kan kwijtschelden, dat zij gedurende een jaar op een andere weekdag dan de vrijdag mogen vasten en dat hun biechtvader die vastendag ook kan omzetten in andere vrome werken.

565 1450-03-12.
Schepenen van Someren oorkonden dat Lambrecht Robijns en zijn zonen Henric en Lambrecht beloofd hebben aan Rutger van den Eyck ten behoeve van het godshuis van Postel geen aanspraken meer te maken op de heren en de goederen van het godshuis van Postel.

566 1450-08-31.
Schepenen van Arendonk oorkonden dat Corstiaen Heinrick Kenens sone bekend heeft schuldig te zijn aan Heinrick Kenens, ondermeester van Postel, een jaarlijkse erfpacht van twee mudden rogge op de helft en het zevende deel van een beemd, gelegen tussen de erven van Jacop Gheens en de kinderen van Meeus Claus enerzijds, en de erven van Heinrick Steymans, Stessen Moelemans, Gielijs Maes en Jan Loeds anderzijds, en met het ene einde aan het erf van het godshuis van Postel en het andere einde aan het erf van de kinderen van Jan Claus van Scotelvenne; de erfpacht was geschonken door heer Herman van Eyndthouts, pastoor (persoon) van Arendonk, voor een vroegmis op vrijdag in het godshuis van Postel.

567 1451-03-11.
Schepenen van Oerle oorkonden dat Rutgheer Rut Deenkens soen overgedragen heeft aan broeder Heynrick, ondermeester van Postel, ten behoeve van het godshuis van Postel een achtste deel van een beemd in Zonderwijk (Veldhoven), waarvan het godshuis de andere zeven achtste delen heeft, met een kant aan de Aa en de andere kant aan de gemeint.

568 1451-04-11.
Schepenen van Arendonk oorkonden dat Jan Moelemans bekend heeft schuldig te zijn aan Margriete Aerden Slaets dochter, een jaarlijkse erfpacht van een mudde rogge op de drie en een halve hofstede ("hostadt") beemd, gelegen aan de Nouwen Dijck, palende aan de erven van Machiel vanden Venne, de kinderen vander Moelen, Jan Moelemans, de Nouwen Dijck en het erf van Katelijne Loevens.

569 1451-05-15.
Schepenen van Reusel oorkonden dat Peter Mathijs soen van der Rijt beloofd heeft aan Gheerijt van Nertingen ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van 1 mud rogge uit een stuk land in Reusel, grenzend aan die Vroent.

570 1451-05-16.
Schepenen van Reusel oorkonden dat Jan Jan Sammels soen en Heinric Cleusken Claeus soen beloofd hebben aan Gheerijt van Nertingen ten behoeve van het godshuis van Postel een erfpacht van 1 mud rogge uit een goed in Reusel, grenzend aan Die Vroent.

571 1451-05-18 – Laon.
Johannes, abt van Prémontré, oorkondt aan alle religieuzen van zijn orde, dat paus Nicolaus V aan zijn orde heeft toegestaan – zoals duidelijk blijkt uit de pauselijke brieven die hij heeft ontvangen van broeder Johannes Sigery, kanunnik van de abdij van Sint-Augustinus bij Terwaan en baccalaureus in de theologie, en die in deze oorkonde worden gekopieerd – dat zij een geschikte biechtvader mogen kiezen, die al hun zonden en straffen kan kwijtschelden, dat zij gedurende een jaar op een andere weekdag dan de vrijdag mogen vasten en dat hun biechtvader die vastendag ook kan omzetten in andere vrome werken.

572 1451-07-07.
Dieric Reynkens, schepen van de voogdij van Mol, oorkondt dat hij, toen hij rentmeester was van de hertog van Brabant, in opdracht van de rentmeester van Antwerpen met de schepenen van de voogdij de stroom van de watermolen van Mol oostwaarts tot aan de dijk te Rijsberge geschouwd heeft, en dat de schepenen hem niet verder stroomopwaarts wilden volgen, waarna Jannis Dierix, schepen van de voogdij van Mol, oorkondt dat sommige oud-schepenen hem ook verteld hadden dat men de molenstroom niet verder dan Rijsberge mocht schouwen.

573 1452-01-23.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Jan de Valkenere schuldig is aan Peter Weijnrix soen van den Toernken een erfpacht van 1 mud rogge uit een gelag met erop staand huis met toebehoren, uit een beemd geheten Den Ghersthoff, uit een beemd in Den Beverdijc, uit een 'heytvelt' en uit een stuk land in Den Korenbucht, geheten Hulselt.

574 1452-03-15.
Johannes geheten van den Hoeve, zoon van Arnoldus geheten van den Hoeve, heeft voor schepenen van 's-Hertogenbosch in erfpacht gegeven aan Ghiselbertus, zoon van wijlen Johannes geheten Reyners soen, en aan Reynerus Godefridi geheten de Bijstervelt een stukje land in Helmond ter plaatse geheten 't Hoghe Eynde en een stukje beemd daar, gelegen aan Die Aa.

575 1452-12-30.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Heinrick van Heertingen verkocht heeft aan heer Thomas van Eyck, hoogmeester en provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van het godshuis een windmolen, hem toegestaan door de hertog van Brabant.

576 1453-04-03.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Korstijn Heynrix Vaders dochter overgedragen heeft aan Jan Vranckensoen van Balen, haar neef, een erfpacht van 1 mud rogge.

577 1453-10-21.
Schepenen van Bladel oorkonden dat Wouter Wouters Didden soen schuldig is aan Gherit Jans soen van Nertingen een erfpacht van 2 mud rogge uit een gelag met erop staand huis met toebehoren in Bladel te Netersel gelegen en uit een bocht en twee stukken land in Bladel.

578 1454-04-22 – Postel.
Henricus Beys, priester van het bisdom Luik, keizerlijk openbaar notaris en beëdigd notaris van het bisschoppelijk hof van Luik, oorkondt dat Johannes, zoon van wijlen Wilhelmus dictus Gheens alias van Venberghen, leek, wonend te Balen, voor zijn zieleheil, dat van zijn ouders en weldoeners, van zijn overleden echtgenote Margareta en van zijn huidige echtgenote, Elysabeth, dochter van wijlen Henricus Scoermans uit Langdorp en met haar instemming, schenkt aan heer Thomas de Eyck, kanunnik van Floreffe, meester en rector van het godshuis van Postel, ten behoeve van het godshuis, een beemd geheten de Sluysbeempdt, vijf zillen of een en een kwart bunder groot, gelegen te Mol, palend west aan het erf van het godshuis van Postel, oost aan die van de kinderen van wijlen Heylwigis Giels, Johannes Giels en Goeswinus Ghijben, strekkende zuid tot aan de beemd van Johannes dictus Willekens, met een beek ertussen, noord tot aan het erf van de abt van Corbie, en waarvan hij een bunder gekocht had van wijlen Johannes dictus de Ghestel, en een kwart bunder van wijlen Walterus, zoon van wijlen Walterus Cecum, inwoners van Balen, en verder een erfpacht van een mud rogge per jaar, Eerselse maat, op de erfgoederen van Johannes dictus vander Stappen, wonend in Bergeijk.

579 1454-12-31.
Schepenen en gezworenen van Arendonk oorkonden dat, nu de rentmeester van Turnhout in het langlopend geschil tussen de inwoners van Retie en die van Arendonk over de vroente en heide rond de beide dorpen, op bevel van de Raad van Brabant twee palen gestoken heeft om het gebruik van de vroente aan weerszijden af te bakenen, namelijk van het Reehoeft loodrecht op de windmolen van Postel, zij niet pretenderen dat de dichtstbijzijnde paal richting Postel geldt als scheiding tussen Arendonk en het godshuis van Postel.

580 1455-07-04.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Gheret Willen van Balen, zoon van Gheret Willen, en Andries Deens, broer van Gheret, in bijzijn van broeder Wynant van Baest, convers van het godshuis van Postel, hiertoe gemachtigd door Thoemaes van Eyck, meester en provisor van het godshuis van Postel, plechtig verklaard hebben dat zij geen recht pretendeerden op een beemd die Jan Willen alias Jan van Venbergen aan het godshuis had geschonken en die gelegen is te Balen achter Rijsberghe, palend aan het goed van Postel, het erf van de kinderen van Jan Luten, het goed van de abdij van Corbie en de Nete.

581 1456-02-12.
Schepenen van Oerle oorkonden dat Herman Scaubroex beloofd heeft aan Jan Peters soen van den Hetsrode een erfpacht van 18 lopen rogge uit een beemd geheten Die Hollic in Zonderwijk (Veldhoven), gelegen aan de Aa, en uit een heiveld daar, grenzend aan de gemeint, met als last een erfpacht en een spijnde uit het heiveld.

582 1456-02-18.
Nicolaes Merselis, secretaris van heer Jacob, graaf van Horne etc., geeft afschrift van stukken uit 1455 van aanklachten en verdediging in het geschil tussen Theeus (Thieus, Thevis) Calenbaert te Someren en de meester van Postel. Betreft onder meer het in ballingschap jagen van zijn vader buiten Brabant en verkoop van diens goederen, het gijzelen in 's-Hertogenbosch van zijn zwager Willem van Cuijk, door Postel bewaarde documenten van hem over door Postel verpande goederen, de tienden van Someren, de windmolen en het maalrecht van Someren en Lierop en vier hoeven te Someren.

583 1456-04-27.
Jacop, graaf van Horne, heer van Altena, doet uitspraak in het geschil tussen Thews Calienbaert die beweert erfgenaam te zijn van heer Heynrich van Schakenberghe, ridder, en het godshuis van Postel. Thews maakt aanspraak op alle tienden van Someren, de windmolen en vier hoeven daar. Uit onderzoek blijkt Postel de tienden al 212 jaar of langer, het maalrecht van Someren en Lierop al 182 jaar en de hoeven al 190 jaar in gebruik te hebben. Dit vonnis bekrachtigt dit bezit. Met als getuigen Johan van Goir, zijn drossaard, Godert van Vlodrop, heer van Leuth, Gherart Haeck van Thoren, Herman van Bettenkoven, zijn stadhouder, Henrich van Baexem en vele anderen.

584 1456-07-05.
... van Eyck, abt van Floreffe, oorkondt dat hij de hof van Lieshout met toebehoren zoals Rutger van Erpe en zijn voorouders die bezeten hebben, verpacht heeft aan deze Rutger van Erpe voor tien jaar, jaarlijks voor 25 pond oude groten, twee ossen, 100 pond was en voor 12 pond aan kruiden, te weten een derde deel gember, een derde deel peper en een derde deel kaneel, en een zalm, te leveren in Floreffe, en voor 1 rijnsgulden voor de pitancier, met nadere voorwaarden.

585 1456-09-03 – z.pl..
Thewes Calenbairt oorkondt dat hij vroeger vijand was van de meester en het godshuis van Postel over zekere vorderingen (gebrechen) die hij van hen eiste, waarop heer Jacob, graaf van Horne en heer van Altena, Kortessem (Cortersheym) en Montagne (Montangne), na de eis en het antwoord van de meester van Postel gehoord te hebben, op verzoek van beide partijen uitspraak gedaan en de vete (veede) beëindigd heeft, welke uitspraak en zoen Calenbairt beloofd heeft te houden. Omdat hij wegens sommige vorderingen opnieuw vijand geworden is van het godshuis van Postel, van de abt van Floreffe en van de pastoor van Pelt (Peelt), zoals vermeld in de vetebrief, en hierbij hulp kreeg van Johan van Gendraede, Godert van Emendorp Heynrichs son, Johan van Braickell genant Scheyve, Kurt Johan van Kessel, Heynrich Steckman, Peter van Wengell, Peter Scop, Dederich van Weggell, Heynrich Prijss, Heynrich van Wancklick, Claes van Aelst, Peter Tobber en Gelis van Aelsdorp, bekennen zij gezamenlijk op advies van hun familie dat zij hierbij afzien van de vete en een vaste zoen geven, en verder nooit nog iets zullen eisen.

586 1456-09-05.
Daym van Vissenich genant van Belle, drossaard van Heinsberg, oorkondt dat Thewes Calenbart en zijn helpers, met name Johan van Genderraede, Godert van Evendorp Heynrichs son, Johan van Brakel genant Scheyve, Kurt Johan van Kessel, Heynrich Steckman, Peter van Wengell, Peter Stop, Dederich van Weggell, Heynrich Prijss, Heynrich van Wanklick, Claes van Aelst, Peter Toller en Gielis van Aelstorp, vijanden zijn geworden van de meester van Postel, de abt van Floreffe en de pastoor van Pelt (Peelt), luidens de vetebrief met de uitspraak van Jacob, graaf van Horne (Hurne) en heer van Altena, en dat aangezien Thewes en zijn helpers nu een nieuwe zoen gegeven hebben, Daym belooft aan Thewes en zijn helpers die zoen te houden.

2114 Abdij van Postel, 1138-1797

Inleiding

Regesten

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Printen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

586

1456-09-05.
Daym van Vissenich genant van Belle, drossaard van Heinsberg, oorkondt dat Thewes Calenbart en zijn helpers, met name Johan van Genderraede, Godert van Evendorp Heynrichs son, Johan van Brakel genant Scheyve, Kurt Johan van Kessel, Heynrich Steckman, Peter van Wengell, Peter Stop, Dederich van Weggell, Heynrich Prijss, Heynrich van Wanklick, Claes van Aelst, Peter Toller en Gielis van Aelstorp, vijanden zijn geworden van de meester van Postel, de abt van Floreffe en de pastoor van Pelt (Peelt), luidens de vetebrief met de uitspraak van Jacob, graaf van Horne (Hurne) en heer van Altena, en dat aangezien Thewes en zijn helpers nu een nieuwe zoen gegeven hebben, Daym belooft aan Thewes en zijn helpers die zoen te houden.

Datumaanduiding:

Gegeven int jaere Unss Herren dusent vierhundert sessundvomfftzich, des nesten sondachs na sent Remakels dage

Ontwikkelingsstadium:

origineel inv.nr. Overpelt_1

Beschrijving zegel:

met fragmenten van twee van de vier aangekondigde zegels, nl. van Daym van Vissenich, Heynrich van Baexen, Rutger Schommart van Dullen (Dulken?) en Johannes Schijnvelt.

in dorso verkeerdelijk "1426"; zie ook inv.nr. Abdij_25

Zie ook: