Voor schout van Kempenland en schepenen van Oerle is op een genechtdag verschenen Jan die Louwer als meier en dienaar van de heer van Postel. Hij verklaarde dat broeder Henrick van Loemel, onderrentmeester van het godshuis van Postel, een rekening wilde van Jan die Louwer te Oerle, meier van het godshuis, van zijn ontvangsten van de buitenpachten, met betrekking tot een roggepacht die betaald moest worden door Laureyns aen die Mere en zijn zoon Lambrecht. Deze getuigenis werd afgelegd door de vroegere schepenen van Oerle Huybrecht Loepman en Everart Everartssen, die door hun medeschepenen van destijds als betrouwbaar werden verklaard. De schepenen Jan van den Valgaet en Henrick Everart bezegelden deze verklaring.
Voor schout van Kempenland en schepenen van Oerle is op een genechtdag verschenen Jan die Louwer als meier en dienaar van de heer van Postel. Hij verklaarde dat broeder Henrick van Loemel, onderrentmeester van het godshuis van Postel, een rekening wilde van Jan die Louwer te Oerle, meier van het godshuis, van zijn ontvangsten van de buitenpachten, met betrekking tot een roggepacht die betaald moest worden door Laureyns aen die Mere en zijn zoon Lambrecht. Deze getuigenis werd afgelegd door de vroegere schepenen van Oerle Huybrecht Loepman en Everart Everartssen, die door hun medeschepenen van destijds als betrouwbaar werden verklaard. De schepenen Jan van den Valgaet en Henrick Everart bezegelden deze verklaring.