Jacobus de Fine, clericus van Kamerijk en keizerlijk notaris, instrumenteert dat Gerardus de Eyck, zoon van Rutgerus, wonend in 's-Hertogenbosch, zijn testament gemaakt heeft waarbij hij aan de kerk van Sint-Lambertus in Luik 7 stuiver legateert, aan de kerkfabriek van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch 6 rijnsgulden, aan drie (zielzorgende?) kapelanen van de Sint-Jan 7 stuiver en aan diverse personen en vrome instellingen legaten zoals in zijn volledig uitgeschreven testament beschreven is. Zijn executeurs-testamentair na zijn dood moeten 112 rijnsgulden betalen aan het huis van Postel en een stukje beemd in Someren overdragen dat toegevoegd moet worden aan de hoeve van Postel daar, geheten Ter Hostadt, ten behoeve van de pachter zonder de mogelijkheid dit te vervreemden of te belasten. Bij niet naleving moet een derde ervan naar het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch gaan, een derde naar de Tafel van de Heilige Geest daar en een derde naar die van Someren. Hij legateert aan zijn natuurlijke dochter Elizabeth en aan Gertrudis, dochter van Henricus Beyers, een erfcijns van 50 rijnsgulden onder nadere voorwaarden, waarbij de cijns kan vervallen aan het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch, het huis van Postel, de arme fraters en de Tafel van de Heilige Geest en de predikheren in 's-Hertogenbosch. Als executeurs-testamentair benoemt hij heer Henricus Mathei de Zoemeren en Henricus sBruynen, gebeneficieerde priesters in de Sint-Jan, en Margareta de Ghemart, begijn in 's-Hertogenbosch. Gedaan in het woonhuis van de notaris in 's-Hertogenbosch voorbij het klooster van de minderbroeders tegenover het klein begijnhof, met als getuigen Godefridus Byerkens zoon van Godefridus, Johannes de Loen zoon van Ghiselbertus scriniparus (schrijnwerker) en Michael zoon van Rodolphus de Leende, statuarius (beeldhouwer) van 's-Hertogenbosch.
Jacobus de Fine, clericus van Kamerijk en keizerlijk notaris, instrumenteert dat Gerardus de Eyck, zoon van Rutgerus, wonend in 's-Hertogenbosch, zijn testament gemaakt heeft waarbij hij aan de kerk van Sint-Lambertus in Luik 7 stuiver legateert, aan de kerkfabriek van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch 6 rijnsgulden, aan drie (zielzorgende?) kapelanen van de Sint-Jan 7 stuiver en aan diverse personen en vrome instellingen legaten zoals in zijn volledig uitgeschreven testament beschreven is. Zijn executeurs-testamentair na zijn dood moeten 112 rijnsgulden betalen aan het huis van Postel en een stukje beemd in Someren overdragen dat toegevoegd moet worden aan de hoeve van Postel daar, geheten Ter Hostadt, ten behoeve van de pachter zonder de mogelijkheid dit te vervreemden of te belasten. Bij niet naleving moet een derde ervan naar het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch gaan, een derde naar de Tafel van de Heilige Geest daar en een derde naar die van Someren. Hij legateert aan zijn natuurlijke dochter Elizabeth en aan Gertrudis, dochter van Henricus Beyers, een erfcijns van 50 rijnsgulden onder nadere voorwaarden, waarbij de cijns kan vervallen aan het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch, het huis van Postel, de arme fraters en de Tafel van de Heilige Geest en de predikheren in 's-Hertogenbosch. Als executeurs-testamentair benoemt hij heer Henricus Mathei de Zoemeren en Henricus sBruynen, gebeneficieerde priesters in de Sint-Jan, en Margareta de Ghemart, begijn in 's-Hertogenbosch. Gedaan in het woonhuis van de notaris in 's-Hertogenbosch voorbij het klooster van de minderbroeders tegenover het klein begijnhof, met als getuigen Godefridus Byerkens zoon van Godefridus, Johannes de Loen zoon van Ghiselbertus scriniparus (schrijnwerker) en Michael zoon van Rodolphus de Leende, statuarius (beeldhouwer) van 's-Hertogenbosch.