Rut van Doernen en Jan Coeberch, schepenen te Grave, oorkonden dat Peter Baemartz en Jutta, zijn echtgenote, hebben bekend aan de Sacramentsbroederschap schuldig te zijn en te betalen elk jaar op de zondag latare Jeruzalem te halfvasten uit hun goederen 5 karolus- of Philippusgulden om hiervan wierook te branden in de mis ter ere van het heilig Sacrament.
Origineel ( inv. nr. 29), met het zegel van Rut van Doernen, het zegel van Jan Coeberch is verloren gegaan.
Rut van Doernen en Jan Coeberch, schepenen te Grave, oorkonden dat Peter Baemartz en Jutta, zijn echtgenote, hebben bekend aan de Sacramentsbroederschap schuldig te zijn en te betalen elk jaar op de zondag latare Jeruzalem te halfvasten uit hun goederen 5 karolus- of Philippusgulden om hiervan wierook te branden in de mis ter ere van het heilig Sacrament.
Origineel ( inv. nr. 29), met het zegel van Rut van Doernen, het zegel van Jan Coeberch is verloren gegaan.