

Gui de Brimeu, heer van Humbercourt, graaf van Megen, oorkondt dat hij aan de abt van Floreffe toestemming verleent tijdens zijn afwezigheid te verblijven in het door hem gehuurde huis van Postel in de Postelstraat in 's-Hertogenbosch. Gedaan in het kasteel van Westerlo.

De aartsdiaken van de Kempen in het bisdom Luik beveelt de voordracht door Godefridus Martini, abt van Floreffe, van Gerardus Naets, priester, voor het pastoorschap van Olmen, vacant door de dood van Theodricus Snoecx, publiek af te kondigen in de kerk van Olmen en eventuele belanghebbenden te dagvaarden te Diest op 18 december daarna.

"Caerte Ordinantie ende Reglement / gemaeckt bij den eerweerdighen heer Cappelaen, Hooftman, Dekens ende Oudermans / van Onse Lieve Vrouwe Gulde / binnen Turnhout / waer naer alle Ghuldebroeders ende Susters haer sullen hebben te reguleren etc."

Gerard de Eck, abt van Floreffe, en Henry de Eck, meester van Postel, oorkonden dat ze ten behoeve van het klooster van Postel hun huis van Postel in de Postelstraat in 's-Hertogenbosch voor zeventig jaar verhuurd hebben aan Guy de Brimeu, heer van Humbercourt en graaf van Megen, onder nadere voorwaarden.

Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Willem Eelen een verklaring wil dat het vierde deel van de tienden van Westerhoven, en het vierde deel van die van Bergeijk jaarlijks tegen elkaar rijden met betrekking tot de heer van Postel en dat de opbrengst dit jaar even goed is als het vorig jaar, hetgeen bevestigd wordt door twee schepenen. Ze hadden de tienden zelf wel willen houden, maar de abt van Tongerlo had ze al verpacht tegen de wil en zonder toestemming van Postel.

De aartsdiaken van Kempenland (geeft opdracht de nieuwe pastoor van de kerk van Hoge en Lage Mierde te installeren).

Schepenen van Oerle oorkonden dat broeder Henric van Eyck, religieus en profes van het godshuis van Floreffe, als meester en provisor van het huis van Postel, krachtens ruil met Peter Jan Sweders soen, anders geheten Roefs, overgedragen heeft aan hem een stuk beemd, geheten Dat Monickguet, in Sinte Lambrechts Blaerthem, op voorwaarde dat Peter er een erfcijns uit betaalt aan het godshuis van Postel. Peter draagt vervolgens over aan broeder Henric twee stukken beemd, waarvan een in Zonderwijc, grenzend aan goed van Goyvart Wilneren(?), persoon te Veldhoven, de Dommel en de gemeint, en het ander in Sinte Lambrechs Blaerthem aan de Dommel.

B., proost van Tiel, en de overige kanunniken van die kerk oorkonden dat ze een hoeve in Reusel gegeven hebben aan het klooster van Postel op voorwaarde dat het klooster hun een cijns betaalt die Winandus Vulpes vroeger betaalde. Winandus deed afstand van zijn rechten op de hoeve, en Balduinus de Richstelle en meester Godefridus namen de hoeve aan ten behoeve van het klooster en maakten hen deelgenoot van de weldoeners. Met als getuigen Rutgerus, Heinricus, Heinricus, Amandus, Reinerus, Alexander, Jacobus en Rodolfus, kanunniken; Godefridus, schout, Wilhelmus Rufus, Theodericus de Gruter, Albero zoon van Siburgis, leken. De cijns die het huis van Postel aan het kapittel van Tiel moet betalen, zal Winandus, zolang hij op die goederen woont, aan het klooster terugbetalen.

Keizer Karel V oorkondt dat de Raad van Brabant een definitief vonnis heeft geveld in het proces tussen de abt van Floreffe en de abt van Tongerlo over het bezit van de tienden van Bergeijk en van een beemd, geheten het Katerbroek (Caterbroeck), waarbij de abt van Floreffe in het gelijk wordt gesteld. De argumentatie van de abt van Tongerlo, als zouden de kwestieuze goederen in 1346 aan hem in leen zijn opgedragen en Henrick van Eyck, meester van Postel, in 1500 leenverhef hebben gedaan voor een derde deel van de tienden en het Katerbroek, wordt verworpen.

Schepenen van Oerle oorkonden dat Peter Gherarts Shogen soen overgedragen heeft aan Peter Jans Sweders soen een stuk beemd in Sinte Lambrechts Blaerthem aan de Dommel.