

Schepenen van Bladel oorkonden dat in een gebannen vierschaar verschenen is broeder Henrick van Loemel, gasthuismeester van het godshuis van Postel, die een uitspraak verzocht over de eigendom van een erfpacht van 3 mud rogge uit een erfpacht van 27 mud rogge, geheten Den Loenis of Den Middegaels Pacht, te betalen door diverse inwoners van Bladel. Na oproep en verhoor van getuigen verklaarden deze dat het godshuis van Postel de rechthebbende was.

Pauwels vanden Leemputte, raadsheer en rentmeester-generaal van de domeinen van Brabant in het kwartier ’s-Hertogenbosch, stadhouder, en François de Backer en Jaspar van Hemselroy, leenmannen van de Tolkamer in hetzelfde kwartier, oorkonden dat Nicolaes Lombarts, als gemachtigde van meester Jan Loovens, secretaris van de vrijheid en de voogdij van Mol, Balen en Dessel, en Cathelyn Bonen, weduwe van Hendrick Kenens, krachtens procuratie van 14 november 1642 voor schepenen van de voogdij Mol, Balen en Dessel, overgedragen heeft aan Cornelis van Boesdonck, abt van Postel, de erfrente van 10 gulden en 18 stuivers, die zijn lastgevers gekocht hadden van de erfgenamen van Hendrick Kenens, uit een erfrente van drieënveertig gulden gehypothekeerd op de domeinen in het kwartier ’s-Hertogenbosch ten behoeve van Elizabeth Brants, weduwe van Jan Vyghe, volgens akte van 13 oktober 1555, geregistreerd nr. 147,

Johannes, abt van Sint-Michiels in Antwerpen, en Theodericus, abt van Park, oorkonden dat ze als arbiters zijn aanvaard in het geschil tussen Gerardus de Eyck, abt van Floreffe, met Henricus de Eyck, kanunnik van Floreffe, enerzijds en Bartholomeus de Valgate, abt van Averbode, met Johannes Snoex, kanunnik van Averbode, anderzijds over het patronaatsrecht van de kerk van Lagemierde met haar annexkerk van Hoogemierde waarvan de pastoorsfunctie nu vacant is wegens het overlijden van Jacobus Nicolai de Rethi, kanunnik van Averbode. Gedaan te Leuven in het gastentenverblijf van de abt van Park in aanwezigheid van Johannes de Meghen, Gerardus de Duerne, investiet van Bladel, Henricus de Ruet, Arnoldus de Voort, Petrus de Beemen en Jacobus de Gheyten.

Johannes zoon van Johannes Reynen heeft overgedragen voor schepenen van 's-Hertogenbosch aan Arnoldus geheten van den Broeck, zoon van Theodericus, een erfpacht van 3 mauwer rogge uit een huis, erf, hof en kamp land in Lierop ter plaatse geheten Byder Hostadt, grenzend aan goed van het huis van Postel.

Schepenen van Bladel oorkonden dat schout en schepenen toegewezen hebben aan broeder Jan Vervoert, ondermeester van Postel, namens het gasthuis van Postel een gelag met de erop staande huizen met toebehoren in Bladel wegens achterstallinge levering van een erfpacht van 1 mud rogge, vroeger overgedragen aan broeder Arnt Jans Leyten soen van Hapert, ondermeester van Postel, ten behoeve van het gasthuis.

Pauwels vanden Leemputte, raadsheer en rentmeester-generaal van de domeinen van Brabant in het kwartier ’s-Hertogenbosch, stadhouder, en Michiel van Eyck en Anthoni d’Oosterlingh, leenmannen van de Tolkamer in hetzelfde kwartier, oorkonden dat François de Backer, als gemachtigde van Gregorius Kenens, zoon van wijlen Henrick, die hiervoor procuratie had van zijn broer Jan Kenens, en van hun schoonzuster Ursula Verachter, met haar broer Peeter Verachter, momber van haar kinderen met Andries Kenens, krachtens procuratie van 4 februari 1639 voor schepenen van de voogdij Mol, Balen en Dessel, alsook als gemachtigde van hun zuster Petronilla Kenens, krachtens procuratie van 7 januari 1640 voor notaris Eewout Mallans te Balen, aan meester Jan Loovens, secretaris van de vrijheid Mol, een erfrente van tien gulden en achttien stuivers heeft overgedragen, die zijn lastgevers geërfd hebben van hun vader, wijlen Henrick Kenens, uit een erfrente van drieënveertig gulden gehypothekeerd op de domeinen in het kwartier ’s-Hertogenbosch ten behoeve van Elizabeth Brants, weduwe van Jan Vyghe, volgens akte van 13 oktober 1555, geregistreerd nr. 147.

In de zaak van de meester en provisor van het godshuis van Postel, impetrant, is een akkoord gesloten op verzoek van heer Daneel van Esche, priester, en zijn procureur Michiel Daems, verschenen voor de Raad van Brabant. De gedaagden, de ingezetenen van Eersel, zijn niet verschenen en hebben geen procureur benoemd. Gedaan te Brussel.

Gherijt van Eyck, abt van Floreffe, en Adam die Luwe, provisor van Postel, oorkonden dat zij de tienden van Olmen verpacht hebben aan Aernout Back en zijn echtgenote Janne van Grymberghen, vrouwe van Asse (Asch) en Hamme (Ham), tot de dood van de langstlevende, nl. de grote tienden voor 79 mudden rogge, Olmense maat, en de kleine tienden voor 12 gouden rijders en 40 hopen stro, en bekennen 200 Rijnsgulden ontvangen te hebben, waarmee een lening op die tienden is terugbetaald aan Adaem Broeckmans terugbetaald is. Tot de dood van Aernout en zijn vrouw kan die som niet worden teruggeëist, maar indien de provisor het kapitaal vroeger terugbetaalt, zullen Aernout en zijn vrouw de tienden nog twaalf jaar lang pachten voor 94 mudden rogge, 12 gouden rijders en 40 hopen stro. Met de dood van de langstlevende worden die 200 Rijnsgulden kwijtgescholden en keren de tienden terug aan het godshuis.

Jan Collet, deurwaarder van de Raad van Brabant, verklaart aan de kanselier en andere leden van de raad dat hij op 25 mei 1518 naar Postel gereden is en gezien heeft dat Postel aan die van Hapert en Dalem hun gemeint Elmpt verhuurd hebben; dat hij vervolgens op 27 mei gereden is naar Eersel en dat de ingezetenen zich daartegen teweer stelden; en dat hij hen vervolgens voor de Raad in Brussel gedaagd heeft.

Koning Filips IV van Spanje vidimeert en bevestigt de oorkonde van koning Filips II van 24 november 1597, waarbij deze de oorkonde van Filips, hertog van Bourgondië, van 18 mei 1461 houdende bevestiging van het molenprivilege aan Postel verleend door hertog Jan op 17 april 1332 (n.s.), vidimeert en bevestigt.