

Filips IV, koning van Spanje, oorkondt dat hij, na advies van de raadsheer-fiscaal van Brabant, aan de prelaat van Postel octrooi verleent om het huis bij de Horenbrugge in de Borchstraat te Leuven, weer te verkopen, dat diens voorganger enkele jaren voordien met octrooi van de Raad van Brabant had gekocht als seminarie voor jonge studenten, omdat dit huis te ver van de universteit is gelegen en onlangs door de abt van Floreffe een geschikter seminarie is opgericht.

Schepenen van Someren oorkonden dat Willem die Bruyn overgedragen heeft aan Dirck Dirc Danele ten behoeve van het godshuis van Postel een weg in Die Voert, aansluitend aan de gemene straat, van 1 roede breed en 10 roeden lang.

Keizer Maximiliaan, Roomskoning, en zijn kleinzoon Karel, oorkonden dat zij een rekest ontvangen hebben van de provisor van Postel, die verklaart dat het merendeel van de goederen, pachten, cijnzen en renten van het godshuis gelegen zijn in het grensgebied met Gelre en Luik, zoals in Lierop, Zomeren, Bergeik, Venbergen en andere plaatsen, die sedert vijf of zes jaar zijn afgebrand, leeggeroofd of gebrandschat, en ook de pachters zijn gevangen en beroofd, wat voor het godshuis nog altijd groot verlies betekent, omdat velen niet of slechts de helft van hun schuld betalen, wat neerkomt op de helft van zijn inkomsten, terwijl de schuldeisers tegen het godshuis procederen om hun renten integraal betaald te krijgen, en bevelen de eerste deurwaarder om alle schuldeisers te dagen voor de Raad van Brabant om over schuldvermindering en uitstel van betaling te procederen.

Schepenen van Eersel oorkonden dat Willem, zoon van Lambrecht Willemssen, en Alidt Jan Thijssen schuldig waren aan Cathelijn, weduwe van Jan Leijsen, een rente van 400 gulden en een obligatie van 200 gulden aan wijlen Peter Haengreeffs Heesmans, welke nu afgelost zijn, waarna beiden verklaarden schuldig te zijn aan de abt van het godshuis van Postel een losrente van 600 gulden tegen 30 gulden per jaar uit (wat betreft Willem) twee aaneen gelegen akkers in Duizel, geheten Den Grooten en Cleyne Bleecken, en uit een beemd geheten Het Ossen Eeussel, beide aan een openbare weg gelegen, en uit (wat betreft Alidt) haar aangelag met erop staand huis en hof in Duizel, en uit een akker genoemd De Streep, beide aan een openbare weg gelegen, en uit een akker geheten De Coppen, gelegen aan een openbare weg en aan genoemde Bleeckacker.

Peter, zoon van Jan Wautgers van Wetten, als echtgenoot van Geertruide, dochter van Maes Hanscoemekers, heeft overgedragen voor schepenen van Helmond aan Peter Art Michiels soen een erfpacht van 6 lopen rogge uit land geheten Bans Ecker en gelegen aan het eind van Bans Straetken en Bouts Patte daar.

Wilhelmus Veerle, prior, en het convent van Corsendonk oorkonden dat zij zich, wegens de vrome affectie jegens hen en hun klooster van wijlen meester Martinus de Zomeren, kanunnik van Sint-Jan-Evangelist te ’s-Hertogenbosch, verbinden tot het vieren van een jaargetijde met vigilie in de week voor Kerstmis.

Keizer Maximiliaan, Roomskoning, en zijn kleinzoon Karel, oorkonden dat zij een rekest ontvangen hebben van de provisor van Postel, die verklaart dat zijn godshuis tussen 24 juni 1487 en 1489, toen de muntordonnantie werd gepubliceerd, wegens de oorlog en grote schade aan de hoeven en goederen van het godshuis, vele lijfrenten heeft moeten verkopen in graan voor 16 peters licht geld per mud, wat na de revaluatie nu in erfrenten wel ongeveer 36 peters zou zijn; door de ordonnantie op de erf- en lijfrenten van 15 november 1491 was bepaald dat renten sinds 24 juni 1487 ook met licht geld betaald en afgelost mochten worden, ondanks de andersluidende rentebrieven, maar dat per vergissing en bij onwetendheid die renten niettemin altijd met zwaar geld betaald zijn en de crediteuren nog altijd betaling eisen zonder reductie; daarom bevelen zij de eerste deurwaarder om alle crediteuren te dagen voor de kanselier en de Raad van Brabant om over de restitutie van het te veel betaalde uitspraak te doen.

Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Marcelis Joost Marcelis met zijn echtgenote Margrietke Franssen ontvangen had van juffrouw Maria van Breusigem, weduwe van heer N. Goossens, 62 en een halve kruisdaalder tegen een rente van 8 gulden met als onderpand een huis, hof, aangelag en toebehoren in Bergeijk op Berct aan de openbare straat.

Gerardus de Eyck, abt van Floreffe, oorkondt dat hij toestemming geeft aan broeder Guilhelmus vander Hegghen, gasthuismeester van Postel, om een stuk land te Olmen, geheten "des gastmeesters zilken van Postel" in erfpacht uit te geven.

Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Jan Ooms opgedragen heeft aan de provisor van het godshuis van Postel ten behoeve van dat godshuis een erfpacht van 1 mud rogge uit een bocht in Bergeijk, gelegen aan een openbare landweg en uit een stuk land in Bergeijk, grenzend aan goed van het godshuis van Postel.