

Schepenen van Someren oorkonden dat Dirc, zoon van Willem van Kiggelaer, verkocht heeft aan Arnt Michiel Iden soen ten behoeve van zijn broer heer Lucas, priester, een stuk beemd in Someren ter plaatse geheten Bi die Wansdonck(Wausdonck?), grenzend aan de Aa en goed van het godshuis van Postel.

Jan Dognies, kanunnik van Fosse en persoon van Asten, was gehinderd door heer Anthonius Franciscus Raymondi te Rome in het personaat van Asten dat hij gekregen had, na overlijden van heer [Jhannes] del Rio, kanunnik en deken van Antwerpen en persoon van Asten, van de abt van Floreffe die het begevingsrecht bezat. Daarna had de aartsdiaken hem in het bezit gesteld van dit ambt en van de tiend en ander inkomen. Op 20 augustus 1624 had hij een akte van maintenue verkregen van de Raad van Brabant en deze overhandigd aan de procureur van Anthonius. Deze wilde een ontmoeting in het portaal van de kerk van Asten op 21 augustus. De deurwaarder van de Raad had zich op die dag vanuit Eindhoven naar Asten begeven. De procureur van Anthonius verzette zich en werd voor de Raad gedaagd op 4 september. Tijdens de procedure stierf Anthonius waarna Jan de Resmont, priester, kanunnik van Sint-Jan evangelist in Luik, een overeenkomst voorstelde via een notarieel instrument van 20 januari 1627. De Raad gaat akkoord met het voorgestelde en beveelt Jan de Resmont er zich aan te houden ten behoeve van Jan Doignies.

Keizer Maximiliaan, Roomskoning, en zijn kleinzoon Karel, bevelen de eerste deurwaarder, op verzoek van Jan van Standonck, met anderen aangesteld door de schepenen van Schelle als bedezetter, om Peeter Cotereel en Cornelis van Boome, inwoners van Schelle, te dagvaarden voor de kanselier en de Raad van Brabant wegens beledigingen en slagen aan de bedezetter toegebracht tijdens de uitoefening van zijn ambt.

Schepenen van Eersel oorkonden dat Wouter Heynrix Leens soen overgedragen heeft aan Jan Mertens Clarissien soen een erfpacht van 20 lopen rogge uit een beemd geheten den Durden(?) Beempt in Riethoven aan de gemeint.

Schepenen van Bladel oorkonden dat Jan, zoon van Dirck Sleppers, verkocht heeft aan heer Henrick van Eyck, provisor en meester van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een beemd te Bladel int Loovers Broeck, grenzend onder andere aan goed van Postel, en waarop een last rust voor Postel en het personaat van Bladel. De meester van Postel heeft deze beemd toegevoegd aan de hoeve Nyegghen in ruil voor een andere beemd te Mierde.

Schepenen van Arendonk oorkonden dat Aernout Woyts en zijn vrouw Margriet overgedragen hebben aan broeder Willem, ten behoeve van het gasthuis van Postel, een jaarlijkse erfpacht van een mudde rogge, die was geschonken door heer Herman van Eyndthouts, pastoor (persoon) van Arendonk.

Jean Walschart, notaris van het Hof van Luik en de Souvereine Raad van Luik, instrumenteert dat Jean de Resmont, priester en kanunnik van Sint(-Jan) evangelist in Luik, overeenkomt met de procureur van Jean Doignies, kanunnik van Fosse en persoon van Asten en Lierop, dat hij hem niet meer zal storen in het bezit van het personaat. Gedaan in het huis van genoemde Resmont in Luik.

Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Heylwich Ghijsbrechts Broechuers dochter met haar man Jan die Kempe in schepenakten van Eersel overgedragen heeft aan Symon, meester Willems zoon, ten behoeve van convent en priesters van Postel een erfpacht van een halve mud rogge jaarlijks uit de helft van een gelag in Bergeijk.

De schepenen, borgemeesters, de kerk- en de heiliggeestmeester, gezworenen en notabele inwoners van de vrijheid Lommel oorkonden dat zij van Rombout Colibrant, prelaat van Postel, 2000 Rijnsgulden geleend hebben en daarmee diverse renten afgelost, met name een van 1200 gulden aan Jan Laureyssen te ’s-Hertogenbosch, een van 400 gulden aan Dionijs Melis, prior van Huibergen, en een van 400 gulden aan Peter Mertens te ’s-Hertogenbosch, in ruil waarvoor zij krachtens octrooi van de Raad van Brabant van 5 juni 1605 om ten laste van de vrijheid 6000 gulden op te nemen, beloven aan Postel een erfrente van 100 gulden per jaar te betalen.

Schepenen van Arendonk oorkonden dat Beatrijs, Heilwijch, Katrijn en Marij Katrijnen Loevens dochters een jaarlijkse erfrente van een mud rogge verkocht hebben aan Jan Baten jr.