Vredegerechten

Willem van Grootel, wever in Zeelst, toeziende voogd over de innocente Jacobus Couwenberg, wettige zoon van Corstiaan Couwenberg en Johanna van der Vloed (Vloet), beiden gewoond hebbende en overleden in Zeelst, beklaagt zich ten eerste over het feit dat hij nooit inzage heeft gehad in de administratie zoals die gevoerd is door de voogd Peter Couwenberg Cz., landbouwer in Zeelst. Ten tweede heeft Peter Couwenberg de goederen van de innocente wees zonder toestemming van hem of de familieraad bewoond en landbouw bedreven alsof het zijn volle eigendom was. Ten derde berokkent hij schade aan het erfgoed omdat hij - ook weer zonder toestemming - verschillende eiken heeft omgehakt. Ten vierde koopt Peter Couwenberg met het geld van de wees goederen op eigen naam aan. Om verder onheil te voorkomen verzoekt Willem van Grootel dan ook om op grond van artikel 444 van het Burgerlijk Wetboek de voogd Peter Couwenberg uit zijn functie te zetten. Familieraad: Antoni Couwenberg, broer van de innocente wees, arbeider, Adriaan Couwenberg, neef, wever, Christiaan Kuijpers, aangetrouwde neef, landbouwer, Godefridus Beijsens, rietmaker, ook aangetrouwde neef, Jan van Nunen, zwager, landbouwer, en Willem van Grootel, ook zwager, allen wonend in Zeelst. Eenparig wordt besloten dat Peter Couwenberg moet worden ontheven uit zijn functie omdat hij niet getrouw heeft gehandeld en geadministreerd. Peter Couwenberg, mede aanwezig, bekent overigens de vier beschuldigingen. Met vijf stemmen tegen een wordt vervolgens Jan van Nunen benoemd tot voogd. Willem van Grootel blijft toeziende voogd.