Vredegerechten

Peter Jacob van Grootel, en Anna Maria Jacob van Grootel, weduwe van wijlen Jan Crooijmans, beide renteniers in Bakel, hebben doen dagvaarden met een dagvaardiging, Sint-Oedenrode op 2 juni 1815, geregistreerd Sint-Oedenrode op 5 juni 1815, Johan Peters van Berlo, bouwman in Bakel. De eis, dat de gedagvaarde dadelijk laten liggen en verlaten zeker huis en schuur met verder getimmer, bijgelegen hof en groes en teulland, allen onder de gemeente Bakel. Hij heeft dit alles gehuurd voor 6 achtereenvolgende jaren. De gedagvaarde Johan Peters van Berlo neemt aan om de sinsen van dit jaar 1815 verscheene huur ten somma van 145 gulden met Bamis in dit jaar zal voldoen, als hij nog 5 agtereen volgende jaren het huis en landerijen zal kunnen bewonen en bebouwen en dat hij de huur ieder jaar tot 1820 zal betalen. De eisers gaan akkoord dat gedaagde nog 5 agtereen volgende jaren te rekenen tot 1820 gemeld huis en landerijen zal kunnen bewonen en bebouwen, mits hij met sinsen van ieder jaar bedongen van 145 guldens benevens daaruit de grondlasten jaarlijks op de daarvoor gestelde tijd betaald. Verder zal hij gehouden zijn om voormelde huizing en schuur te dekken met duizend ponden stroo en dat hij voor den afval gehouden zal zijn de dekkers den kost te geven. De verhuurders nemen de vrijheid om de nodige banden en leegroeden op dat erf staande te mogen snijden. De verhuurders reserveren alle opgaande hout voor zichzelf en verbieden de huurder tegelijk schaarhout beneden de 5 jaar te kappen. Mocht de huurder een der bovenstaande bedingingen niet nakomen, vervalt de huur en moet de huurder de goederen verlaten. De huurder verlaat de hof en groeslanden zonder opzegging in 1820.

Jan Jacobs Ribbius, ontvanger der direkte belastingen, in Lieshout, op ende jegens Francis Dekkers, particuliere in Beek en Donk een dagvaardiging van 14 februari 1815 in Sint-Oedenrode. De eiser verlangt dat de vrederechter de gedaagde commandeert tot het betalen van 50 hollandse gulden omdat deze de eischer in de herberg van Philip Eneman in Beek en Donk met woorden heeft beledigd. Dit ter genezing ten aanzien van de hem aangebragte belediging. De gedagvaarde Francis Dekkers zegt geen intentie gehad te hebben om te beledigen. Hij verklaart publiekelijk zijne uitlatingen te herroepen en hiervoor zelf te kosten zal betalen. De eischer Jan Jacobs Ribbius gaat hiermee accoord.

Me jaar Anna Barbara Walrafs, weduwe van wijlen Arnold van der Linden, particulierster in Helmond heeft gevolmachtigd Wilhelmus Johan van der Meulen, die heeft doen dagvaarden Peter Cornelis van Hout, bouwman in Gemert, voor een schuld van Fl. 134,20 ingevolge schuldbekentenis voor schepenen in Gemert verleden op 11 maart 1803. Partijen komen overeen dat Peter Cornelis van Hout binnen 6 weken alles betaald inclusief de kosten van 6,70 gulden.

Anthonie Verwegen, bouwman in Uden, als vader en voogd over zijn minderjarige zoon Johan, heeft doen dagvaarden: Cornelia Tony Jaspers, weduwe van Gerard Johan Dirks, landbouwster in Boekel. Eis: Cornelia Tony Jaspers moet aan de eiser betalen de som van Fl. 152 gulden "hollants wegens achterstallige interesten ad 4 guldens ten honderd" van de kapitale som van Fl. 875 gulden, ten behoeve van Johan Verwegen, zoals bij akte van 2 februari 1806 voor schepenen van Boekel door Gerard Jan Dirks en Cornelia Tony Jaspers schuldig bekend. Overeengekomen wordt dat Cornelia uiterlijk 1 november 1814 54,70 gulden (inclusief kosten van dagvaarding) zal betalen en vervolgens op 2 februari 1815 en op 1 oktober 1815 telkens 50 gulden.