
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Onder Rosmalen noemde men dit ‘de gewone winter-graafsche baan’. De weg volgde niet altijd een rechte lijn zoals later het geval zou zijn, en bovendien maakte het verkeer vaak gebruik van parallelroutes voor de regionale oost-westverbinding. Zo maakten ook de Zomerweg en de Ruitersweg, nu ten zuiden van de A59 ter hoogte van Vinkel en Heesch, deel uit van deze belangrijke verkeersas.
De Zomerweg is in 1814 als aarden baan aangelegd "tot betere passage in den zomer tusschen ’s Bosch en Grave, waardoor een groot gedeelte zware zandige weg over Heesch wierd vermeden". Deze weg van bijna zes kilometer liep over het Zoggelsbroek tussen Maliskamp en het Zoggelssteegje. De totale aanlegkosten bedroegen bijna 4.900 gulden.
De naam Ruitersweg kan afgeleid zijn van veelvuldige verplaatsingen van legers. Inderdaad trokken soms duizenden soldaten door de regio van of naar de Nistelrodese heide, waar bijvoorbeeld in de winter van 1747-1748 een legerkamp was opgeslagen voor enkele tienduizenden manschap- pen.
Via Zomer- en Ruitersweg konden de militairen bijna rechtstreeks die heide bereiken zonder dat Nuland, Geffen en Heesch overlast van hen behoefden te ondervinden. Onder Heesch bestaat deze straatnaam nog steeds, en ook in Maasdonk is er een Ruitersdam, maar dat is eigenlijk het laatste stuk van de Zomerweg van 1814 vóór de aansluiting op de Ruitersweg.
In de kom van Heesch zorgde herberg De Lindeboom voor een rustpunt halverwege ’s-Hertogenbosch en Grave. De ‘Tourkar op de Graaff’ (zeg maar de Interliner naar Grave), die een dagelijkse dienst onderhield tussen ’s-Hertogenbosch en Grave, wisselde daar van paarden en de passagiers konden er de benen strekken en wat eten en drinken.
De afstand vanaf de Bossche Markt tot aan het veer over de Maas bij Grave bedroeg exact 32.755 meter en 37 centimeter, ofwel ‘5 uur 54 minuten gaans’. Dat betekent een gemiddelde wandelsnelheid van 5,5 km per uur, dus dat was flink doorstappen.
Van Den Bosch tot even voorbij het tolhuis van Hintham was al bestraat. De rest moest dus nog gebeuren. Begonnen werd met de aanleg van een aarden baan. De benodigde procedures voor grondaankopen, onteigeningen en schadeloosstellingen namen veel tijd in beslag. In 1818 was de aarden baan gereed tot de toenmalige Nulandse herberg Puttershoek. In 1819 bereikte de aarden baan, voorzien van drie houten duikers, de Papendijk onder Geffen, en tegelijkertijd werden soortgelijke werkzaamheden verricht tussen Heesch (Hansjoppenberg, bij Zevenbergen) en de herberg Den Elft bij Grave.
Pas in 1826 was ook tussen de Papendijk en de Hansjoppenberg het karwei af. In 1822 begon men met het aanbrengen van de bestrating vanaf Hintham en vanaf Grave. Daarvoor werden kasseien (kinderkopjes) van Belgische hardsteen gebruikt.
In 1826 kon Rijkswaterstaat zich bezig gaan houden met het gebied ten westen van Heesch. De twee kilometer van het Heispoor naar de Zoggelseweg tot even ten oosten van Hei en Wei werden verhard met de bekende Belgische kasseien. Ook op dit stuk werd de straatweg vijf meter breed. In 1828 volgden de 2.650 meter van Hei en Wei naar de Papendijk en het jaar daarop begonnen de keileggers aan de vier kilometer die nog resteerden naar Heesch.
In datzelfde jaar 1829 kwamen 1.156 meter oostelijk van de Papendijk gereed en in 1830 werden nog eens 1.545 meter aanbesteed. Maar toen kwam er een kink in de kabel…
In augustus 1830 brak in Brussel een opstand uit tegen het bewind van koning Willem I. Binnen enkele weken sloot vrijwel heel het zuidelijk gedeelte van het Verenigde Koninkrijk zich erbij aan. Op 4 oktober riepen de Belgen de onafhankelijkheid uit, maar het zou nog tot 1839 duren, voordat Nederland zich daarbij neerlegde. Vooral de eerste jaren leefden Noord en Zuid met elkaar op gespannen voet, zodat de grenzen dicht gingen. Ook de aanvoer van kasseien vanuit België kwam dus stil te liggen.
In het verslag van het Provinciaal Bestuur van Noord-Brabant over 1831 valt te lezen dat, gerekend vanaf de Papendijk "uit hoofde van gebrek aan keijen slechts tot op een totale lengte van 2.574 ellen " aan straatweg is aangelegd. En in 1832 hebben "geen noemenswaartige veranderingen of verbeteringen plaats gehad, daar de voortdurende schorsing der gemeenschap met de voormalige Zuidelijke Provinciën des Rijks de aanvoer der tot voortzetting en voltooijing dier wegen benoodigde materialen steeds heeft verhinderd".
Ondertussen werden wel alternatieven overwogen: begrinding of bestrating met ‘gebakken klinkerstenen’. Zelfs werd geopperd om een deel van de kasseien in de weg van Breda naar Gorinchem op te breken en te gebruiken voor de straatweg bij Heesch. Zover kwam het echter niet, al lagen de werkzaamheden ook in 1833 en 1834 nog geheel stil.
In 1835-1836 kwam er weer schot in de zaak. Een wegvak van 4.545 meter van bewesten Heesch tot de Hansjoppenberg werd voorzien van kinderkopjes. Vanaf dat punt tot herberg Schaijkschenhoek kreeg de baan een kiezeldek en werd dus een grindweg. Mogelijk speelden de invoerbeperkingen vanuit België nog steeds een rol. Al met al was het vanaf 1836 mogelijk in alle jaargetijden zonder al teveel hindernissen te reizen tussen Grave en ’s-Hertogenbosch.
Rechts de situatie volgens de topografische kaart van 1837.