
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven |
De gezusters Maria en Gertruda van Duijnhoven zijn al sinds 1896 de drijvende krachten achter hotel St. Lambert in Helmond. Aangenomen wordt dat de twee zussen hun etablissement hebben genoemd naar de aangrenzende St. Lambertuskerk; het hotel staat daar pal naast. Na zes jaar weten zij voor 12.000 gulden het pand van Peter de Louw te kopen. In het koopcontact dat de gezusters tekenen, is uitdrukkelijk bepaald dat de stenen schutting tussen het hotel en de kerk het eigendom is van de parochie. De fysieke scheidslijn tussen kerkgangers en cafébezoekers blijkt uiterst dun.
In 1914 trekken de zussen zich terug uit de herberg en ze laten de exploitatie van St. Lambert over aan hun neef Petrus Franciscus Cuijpers. Eigenlijk is deze Peter huisschilder maar hij belooft om “met trouw, nauwgezetheid, eerlijkheid en ijver al zijne krachten te wijden aan en ter bevordering van den goeden gang en der bloei van het voor rekening en op haar naam gedreven wordende herbergbedrijf met vergunning tot verkoop van sterke drank in het klein, in het pand gelegen te Helmond aan de Markt, wijk C, nr. 36, genaamd café St. Lambert”. De zussen hebben er alle vertrouwen in.
Het blijkt ook een goede constructie. Peter mag in het pand wonen en de helft van de winst houden. Na het overlijden van Maria van Duijnhoven koopt hij het hotel van Gertruda (Truijke) over, om na bijna dertig jaar herbergieren het hotel zelf weer over te doen aan Bavaria in Lieshout. Er volgen wat wisselingen van de wacht maar in 1950 komt er een nieuwe uitbaatster: mevrouw Vriens-Nuijts. Samen met haar gezin – waaronder zoon Jacques Vriens, de latere kinderboekenschrijver – neemt zij betrekking in het pand. Lange dagen van hard werken maar het hotel draait volop. Totdat in de nacht van 5 op 6 februari 1956 het noodlot genadeloos toeslaat.
Een nachtwaker ziet rond twee uur vlammen in het café van hotel St. Lambert. Hij probeert de familie wakker te krijgen. Hij bonst op de deuren, drukt veelvuldig op de deurbel en schreeuwt vanaf de straat. Vanuit het hotel komt geen reactie. De nachtwaker snelt naar het politiebureau en weet via de telefoon de bewoners wél wakker te krijgen. De brandweer wordt gebeld en de man gaat snel weer terug naar het hotel. Samen met een agent haalt hij de kinderen Vriens uit het huis. Andere gasten en de ober weten zichzelf in veiligheid te brengen. De brand legt het pand in as maar lijkt geen slachtoffers te maken.
Líjkt want wat weinigen weten, is dat er nóg twee gasten zijn. Een neef van de familie Vriens heeft samen met zijn vriend carnaval gevierd in Helmond. De jongens missen hun laatste trein naar Den Bosch. Bekend met het hotel – ze waren die dag nog op visite geweest - laten ze zichzelf in het pand van de familie en gaan naar bed. Het duurt dan ook een poos voordat duidelijk wordt dat de vlammen niet alleen het pand en de inboedel hebben vernietigd, maar ook verantwoordelijk is voor de dood van de jongens van 17 en 18 jaar. Een drama voor alle nabestaanden, niet in de laatste plaats de uitbaatster van het hotel.
|
NoodlottigHet geblakerde geraamte van het hotel blijft nog lang zo staan totdat aannemer Van den Heuvel uit Lieshout begin jaren zestig een geheel nieuw hotel bouwt. Na 25 jaar wordt het hotel grondig gerenoveerd. Het sluit bijna een jaar zijn deuren om de indeling en inrichting volledig op de schop te nemen. In november 1985 wordt St. Lambert weer heropend, bijna dertig jaar na de noodlottige brand. Een duik in de oude kranten laat zien dat het oude pand van St. Lambert vrij brandgevoelig is; ook in de jaren dertig breken er brandjes uit, zij het dan uitsluitend met materiële schade. Kinderboekenschrijver Vriens – die als jongen de brand van 1956 overleefde - kan zich dat wel herinneren: “Het was een oud pand, van nooduitgangen die met lampen worden aangegeven, had nog niemand ooit gehoord. Er was een brandtrap maar die vond je alleen als je wist waar die zat. Voor hedendaagse begrippen is een de staat van zo’n oud gebouw haast niet voor te stellen.” |
Wil je weten hoe Jacques Vriens terugkijkt op zijn jeugd in het Helmondse hotel?