
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Daar voegde hij (in het latijn) de volgende aantekening aan toe: "Ik heb echter horen vertellen dat een inwoner van Gemert, die woonde in het huis dat staat aan de linkerzijde als men uit de straat naar den Beverdijck gaat, nalatig was geweest in het betalen van de aan de Hessische soldaten beloofde gelden, [en daardoor zijn zij geplunderd ?].
De Gemertenaren echter, niet wetende dat het om executie [van een schuld] ging, achtervolgden de soldaten die wegtrokken met hun oorlogsbuit, wat voor hen nogal slecht afliep. Ook wordt gezegd dat die Gemertenaar die die nalatigheid had begaan, zoveel berouw had over het daaruit voortvloeiende onheil, dat hij zich tot Rome heeft gericht om vergiffenis te verkrijgen."
Wat was er precies aan de hand? We spreken over de laatste jaren van de Tachtigjarige Oorlog. Als vrije rijksheerlijkheid in handen van de Duitse Orde had Gemert zich zoveel mogelijk afzijdig gehouden van dat conflict. Pogingen van Den Haag om de heerlijkheid aan het Staatse gezag te onderwerpen konden steeds op fel verzet vanuit Gemert rekenen.
Godfried Huyn van Geleen, landcommandeur van de balije van Alden Biesen van de Duitse Orde, waar Gemert onder viel, had in de Dertigjarige Oorlog in Duitsland naam gemaakt als legeraanvoerder in het katholieke kamp. Zo had hij in 1637 een strafexpeditie in Hessen uitgevoerd, waarbij ettelijke steden en dorpen waren platgebrand. Dit wapenfeit had zeer vervelende gevolgen voor Gemert. Hessische legereenheden gelegerd in het Rijnland eisten namelijk in 1641 van (onder andere) Gemert genoegdoening in de vorm van een jaarlijkse contributie.
Een verzoek van Gemertse zijde aan de Raad van State in Den Haag om bescherming tegen de Hessen werd afgewezen. Frederik Hendrik weigerde het dorp in bescherming te nemen tegen zijn Hessische bondgenoten, tenzij Gemert zou verklaren Brabants en onderdaan van deze Staat te zijn. Gemert weigerde zijn soevereiniteit op te geven en de bevolking wapende zich in de hoop de Hessische dreiging met eigen middelen het hoofd te kunnen bieden. Of er intussen met geld over de brug is gekomen, blijft onduidelijk. Als er al is betaald, was dat voor de Hessen in ieder geval niet voldoende, met als gevolg de strafexpeditie van augustus 1643.
![]() De wraak van de plattelanders (Jacques Callot, Les Grandes Misères de la guerre – La revanche des paysans, 1633) |
Uit de schaarse bronnen over het bloedbad blijft de toedracht tamelijk onduidelijk. Het lijkt erop dat de Hessen eerst Gemert zijn binnengedrongen, daar het vee uit de stallen en weiden roofden en met hun buit weer richting hun legerplaats aan de Rijn vertrokken. Hebben de Gemertenaren zich verzet? Volgens sommige bronnen kwam het op de markt van het dorp tot een gevecht waarbij tientallen doden vielen en nog veel meer gewonden. Waarschijnlijker is dat de dorpelingen zich na het vertrek van de Hessen hebben bewapend en de rovers achterna zijn gesneld. Ruim 10 kilometer verderop in de buurt van Sint Anthonis stuitten ze op de heide of in het Sint Anthonis Broek op de achterhoede van de Hessen. Een hevige strijd barstte los en zoals te verwachten was, bleken de Gemertse dorpelingen geen partij voor de Hessische beroepssoldaten. Na een uur was de ongelijke strijd gestreden. De Hessen trokken verder met hun buit, zo’n dertig dode en ettelijke gewonde dorpelingen achterlatend.
Deze lezing wordt ook bevestigd door de volgende aantekening in het begraafboek van Sint Anthonis. Daar lezen we (in het latijn) op 22 (!) augustus 1643 het volgende:
"Joannes zoon van Joannes Heghmans uit Gemert stierf met 27 van zijn metgezellen uit Gemert in de strijd. Op de wijze van tirannen, als een tweede Herodes, die onschuldigen als martelaren doodde, zijn zij gedood door de Hessen, en als martelaren hebben zij hun leven met de dood beëindigd, op de heide bij het dorp Sint Anthonis, zeer velen zijn bovendien ernstig verwond, zodat hun leven aan een zijden draadje hangt. Dit is gebeurd op de vooravond van het feest van de apostel Bartholomeus na de middag tussen 4 en 5 uur op een zaterdag."
Het begraafregister van Gemert uit deze periode is niet bewaard gebleven, maar van tenminste één van de slachtoffers kennen we de identiteit, omdat hij in Sint Anthonis is begraven: Jan Jans Heghmans. Deze Jan Heghmans was vader van twee jonge kinderen en op het moment van zijn gewelddadige dood was zijn vrouw Sophia Jans van Schuijl hoogzwanger van een derde telg: dochter Joanna werd ruim een maand later op 27 september 1643 als filia legittima posthuma gedoopt.
Sophia, in 1654 hertrouwd met Peter Anthonis Froon, overleed in 1664/1665 en liet drie kinderen met Jan Heghmans en één zoon uit haar tweede huwelijk achter.
Net als Jan Heghmans zullen de meeste andere slachtoffers mannen in de kracht van hun leven zijn geweest. Hun verlies moet een zware klap en een gevoelige aderlating voor de Gemertse gemeenschap zijn geweest. De schrik zat er dan ook goed in: tegen dergelijk geweld was het dorp duidelijk niet opgewassen. Men legde zich noodgedwongen bij het onvermijdelijke neer: in de daaropvolgende jaren droeg Gemert jaarlijks trouw contributie af aan de Hessen.
Met dank aan Wim Jaegers, Hans Pennings en Simon van Wetten.