Adriaan Crielaars uit Overloon is 72 jaar oud in 1907, op de dag waarop hem het onheil overkomt dat hem meer dan een eeuw later in deze rubriek belanden doet. 72, maar nog steeds volop aan het werk. De AOW bestaat immers nog niet.
Crielaars is jager van beroep en een van de jachtvelden waarop hij zijn hazen en patrijzen mag schieten, ligt in Maashees. Op de avond van 8 november 1907 loopt hij, met het geweer over de schouder en op de voet gevolgd door zijn trouwe jachthond, in Maashees over de weg, op weg naar huis. Hij treft het niet met de mannen die hij tegenkomt. Het is het jachtgezelschap van de gebroeders Van den Embden uit Lobith.
Louis (31) is landbouwer, Henri (30) verdient de kost als wijnhandelaar. Twee stevige kornuiten, ‘met snorren als de Duitse keizer Wilhelm’, zo beschrijft een krant de twee broers. Het zijn geen zachtzinnige types, die jongens van Van den Emden. En zeker niet verlegen. Ook zij hebben een jachtterrein in Maashees, al is het dan voor vermaak, zij hoeven de kost niet met jagen te verdienen. Waarom ze het die avond op Crielaars gemunt hebben, wordt niet helemaal duidelijk. Misschien is het pure afgunst, misschien willen ze een tegenvallende jachtpartij afreageren op de beroepsjager. Hoe dan ook, ze slaan Crielaars tegen de grond, pakken zijn geweer af en geven hem een flink pak slaag. De drijvers die het tweetal vergezellen, een stel mannen die in dienst zijn van de twee gebroeders, staan erbij en kijken ernaar. Een van de broers zegt tegen een van de drijvers dat die het geweer van Crielaars de volgende dag bij de politie moet gaan inleveren met het verhaal dat hij het geweer, ongetwijfeld afkomstig van een stroper, zomaar in het veld heeft gevonden. De jagersknecht weigert echter, zelfs als de broers hem een functie als onbezoldigd veldwachter in het vooruitzicht stelt.
Als Crielaars weer bij zijn positieven komt, doet hij aangifte bij de politie. De broers worden opgepakt en voor hun rechters geleid. Ze vertrouwen op een goede afloop, omdat hun knechten als getuigen worden opgeroepen. Maar het geweten van de drijvers blijkt sterker dan de loyaliteit aan hun bazen. Ze bevestigen tegenover de rechtbank het verhaal van Crielaars. De advocaat van de broers, zelf een verwoed jager, probeert de mishandeling af te doen als een akkefietje in het veld, maar dat zal de rechters niet vermurwen. Ze veroordelen beide broers tot 60 dagen hechtenis en 100 gulden boete, terwijl Henri er nog eens veertien dagen celstraf bijkrijgt omdat hij op de ochtend van die achtste november ook al op een knecht had geschoten.
Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).
en van de jachtvelden waarop hij zijn hazen en patrijzen mag schieten, ligt in Maashees. Op de avond van 8 november 1907 loopt hij, met het geweer over de schouder en op de voet gevolgd door zijn trouwe jachthond, in Maashees over de weg, op weg naar huis. Hij treft het niet met de mannen die hij tegenkomt. Het is het jachtgezelschap van de gebroeders Van den Embden uit Lobith.
